Ik, Sofie Lakmaker

In het voorjaar van 2018 verscheen bij Uitgeverij Das Mag de Sampler: een fraai boek met acht verhalen van literaire talenten. De afgelopen jaren zijn enkelen van hen, waaronder Peter Buurman en Pete Wu, succesvol gedebuteerd met een roman, en met De geschiedenis van mijn seksualiteit voegt ook Sofie Lakmaker zich bij hen. Opmerkelijk is dat haar verhaal in de Sampler ook al deze opvallende titel droeg, en bij herlezing ervan blijkt het om een ruwe versie van enkele verhaalfragmenten te gaan die nu herschreven in de roman terecht zijn gekomen. Voor wie het ontwikkelingsproces van een jonge auteur (en het bijsturen door redacteuren) nadrukkelijk wil bestuderen, is het vergelijken van de twee teksten een leuke exercitie. Over dat verhaal schreef Enno de Witt destijds op Tzum:

‘De geschiedenis van mijn seksualiteit’ doet een dertien in een dozijn puberverhaal op feministische grondslag vrezen en dat is het ook, maar dan heel, heel erg goed. Lakmaker raast als een ADHD-er met ADHD door een hilarisch relaas dat alle kanten op gaat en heeft ondanks dat alles onder controle, heeft lak aan welke conventie dan ook, onderstreept en cursiveert woorden of delen daarvan, smijt met stopwoorden (‘gewoon’), gebruikt Hoofdletters Waar Die Eigenlijk Niet Horen, zet met superieure en zeer zelfverzekerde ironie inhoudelijk alles waar iedereen het over eens is op zijn kop en laat je naar adem happend achter.

Van het massaal onderstrepen en overmatig hoofdlettergebruik is Lakmaker teruggekomen, maar verder is deze beschrijving ook zeer van toepassing op de stijl van de roman. Het is dan ook het meest opvallende aspect van het boek: Lakmaker heeft een geheel eigen stem en toon die je niet aan andere schrijvers doet denken: een knappe prestatie voor een debutant. Het is moeilijk om deze precies te verwoorden, maar op een gegeven moment schoot mij de vergelijking met een kroeggesprek te binnen, waarin iemand met een paar drankjes op aan een vermakelijke uiteenzetting begint die alle kanten op vliegt. Lakmaker doet bijvoorbeeld niet aan show, alleen maar aan tell: ze raast als een bezetene door allerhande opmerkelijke en minder bijzondere gebeurtenissen in haar woelige leven en reflecteert daarop terwijl ze ondertussen klinkt alsof ze de tram moet halen. Ze richt zich daarbij nadrukkelijk tot de lezer en benadrukt steeds weer dingen die ze buitengewoon belangrijk vindt, wat resulteert in een reeks pseudofilosofische levenslessen die ze zelf ook weer dikwijls relativeert. Daarmee ligt een overdaad aan ironie op de loer, maar het is zeker geen afstandelijk relaas: Lakmaker huilt en tobt juist heel wat af.

De redenen daarvoor hebben meestal met de liefde te maken; niet zo zeer het ontbreken van amoureuze partners, als wel de complexiteit van de relaties of het onvermogen om zich met iemand te verbinden. Lakmaker heeft eerst verhoudingen met mannen, waaronder een redelijk bekende schrijver, in wiens hoedanigheid allerlei sleutelfiguren uit de literaire scene de revue passeren, maar de rol van muze die de schrijver haar toebedeelt past haar bepaald niet. Sowieso valt er voor de voyeuristische lezer het nodige te genieten over Amsterdamse celebrities, van Sallie Harmsen die constant Lakmakers naam vergeet tot een dansavond in Paradiso die resulteert in een wel/niet-zoen met niemand minder dan Georgina Verbaan.

Lakmaker heeft in de tussentijd ‘ontdekt’ dat ze op vrouwen valt, een geleidelijk proces dat ze inzichtelijk beschrijft, al bieden de vrouwen met wie ze relaties krijgt ook al geen soelaas. Het is niet bepaald La vie d’Adèle, een film die de schrijver naar eigen zeggen eenendertig keer gezien heeft, en volgens haar vooral toont hoe lesbische liefde niet werkt. Gelukkig stelt de auteur daar vele persoonlijke ervaringen tegenover, die vooral laten zien hoe divers en moeizaam de intieme en seksuele omgang tussen twee jonge, zoekende mensen kan zijn. In die passages schuwt Lakmaker het expliciete niet, waarmee ze aansluit bij de rijke traditie van Nederlandse debutanten die openlijk en tragikomisch over seks schrijven:

De clitoris en ik hebben inderdaad een wat complexe verhouding. Het is een complexiteit die ik, vanuit een bepaald oogpunt, nooit helemaal te boven ben gekomen. Kyra mocht mij niet meer aanraken namelijk – niet op die plek, althans. Ook mijn borsten niet, en af en toe zei ze: ‘Maar Lak, er zit daar wel gevoel.’ Gevoel my ass. Weet je wat het is? Ze trekken het zich altijd heel erg aan, die bedpartners, terwijl het in feite nooit over hen is gegaan.

Daarmee zien we een terugkerend thema in de relaties van Lakmaker: ze dienen allemaal als spiegel voor haar eigen gedrag en onvermogen om lief te hebben. Dat klinkt als zware kost, en dat is het ook, maar de toon van de roman is op veel plekken luchtiger en vaak genoeg bijzonder humoristisch. Lakmaker klinkt meer dan eens als een cabaretier, of in ieder geval iemand die zich vanaf het podium tegen een aanwezig publiek richt, ook dankzij haar vele retorische vragen, grapjes en woorden die ze benadrukt. In sommige scènes werkt dit heel goed, zeker wanneer de sterke, al dan niet verzonnen verhalen vrolijk over tafel vliegen, of de docenten en medestudenten Russisch, dan wel literatuurwetenschap, belachelijk worden gemaakt – een onderdeel van Lakmakers twaalf ambachten, dertien ongelukken. Wanneer ze echter een gevoeliger snaar wil raken komt het babbelende naar mijn idee minder uit de verf, en als ze een wat meer verstilde, introspectieve passage schrijft, leest dat als een plotse stijlbreuk. Het levert een enkele keer wel mooie en kernachtige stukken op, waarin ze haar leed bijzonder trefzeker verwoordt en de eenzaamheid en radeloosheid bijna voelbaar is.

Het is nooit over hen gegaan, altijd over mezelf, en als je het me eerlijk vraagt – stond het me op sommige momenten nader om in de Amstel te springen. De Amstel: neemt me niet waar; heeft geen vriendinnen om het aan door te vertellen; geen volgende geliefde met wie het een stuk makkelijker zal gaan. In al die tijd heb ik eigenlijk alleen maar naar de Amstel verlangd, en ik heb dat nooit zo kunnen zeggen, want is wat je dan bent: knettergek.

Tegen het einde van de roman vertelt Lakmaker over een optreden waarbij ze een verhaal over haar jeugd en vrienden van het gymnasium in Oud-Zuid voorleest, en na afloop steeds te horen krijgt dat haar werk doet denken aan Arnon Grunbergs Blauwe maandagen. Het is een vergelijking die vaker wordt gemaakt, en die qua setting ook heel erg voor de hand ligt, maar verder zie ik eerlijk gezegd nauwelijks overeenkomsten. Zo is het debuut van Grunberg een maatschappelijke schelmenroman over de Generatie X en de jaren negentig, waarin ook het lot van de ontwrichte familie en de joodse afkomst een grote rol spelen, zoals dat grote thema’s werden in het oeuvre van Grunberg. Lakmaker houdt het veel dichter bij zichzelf, voert haar familie wel op als decor – en heeft in het laatste hoofdstuk nog een kwinkslag in huis wat dat betreft – maar De geschiedenis van mijn seksualiteit leest veel meer als een hyperpersoonlijk verslag van een worsteling met volwassen worden, en niet onbelangrijk, het schrijverschap. Daarbij speelt ook feminisme, genderidentiteit en het bekritiseren van het patriarchaat in de kunsten een veel grotere rol. Lakmaker heeft dan ook een prachtige reactie voor iedereen die haar de nieuwe Grunberg noemt: ‘Mijn boek heet Gele dinsdagen.’

In veel opzichten zijn de tijden in drie decennia veranderd: Lakmaker schrijft ergens dat je als auteur vooral een persoonlijkheid moet hebben, daar smachten uitgeverijen naar. Schrijven leer je wel vanzelf, en anders kun je nog altijd leren jezelf goed te promoten, daar verkoop je meer boeken mee dan door goed te schrijven. Dit is een typische, relevante ontwikkeling die jammer genoeg niet verder wordt uitgewerkt. De dingen die Lakmaker meemaakt worden ook heel duidelijk beschouwd als stof voor haar auteurschap: na een trieste dwaaltocht door Europa wil iedereen dat ze daar een roman over schrijft, terwijl ze die periode zelf liever lijkt te willen vergeten. In dat opzicht geeft De geschiedenis van mijn seksualiteit een mooi kijkje in het leven van een tot literair talent gebombardeerd individu, terwijl Lakmaker echter het meest op haar gemak lijkt wanneer ze als pizzabakker werkt in Amsterdam-Noord, op veilige afstand van de literaire wereld.

Ik vermoed dat het boek van Lakmaker twee tegenstelde reacties uit zal lokken bij de lezers: mensen die zich erin herkennen en deze roman als de nieuwe Ik, Jan Cremer beschouwen – waar het met zijn springerige en plastische verteltrant naar mijn idee meer verwantschap mee vertoont dan het werk van veel hedendaagse, al dan niet autobiografische schrijvers – en tegelijkertijd zullen er ook lezers zijn die dit werk afdoen als navelstaarderij en particulier geneuzel van een op drift geraakte millennial. Voor beide lezingen valt wel wat te zeggen, al bezit Lakmaker genoeg stilistische kwaliteiten en is de roman dusdanig slim gecomponeerd om boven de gemiddelde vertelling van een jonge schrijver of ‘literair talent’ uit te stijgen.

Na dit boek ben ik zelf vooral benieuwd naar wat Lakmaker hierna zal schrijven. Het verhaal in deze roman ligt alweer enkele jaren achter haar, en in interviews spreekt ze inmiddels over haar voornemen om minder meisje en meer jongen te worden. Een boek hierover zal ongetwijfeld boeiend zijn om te lezen, en wellicht vindt Lakmaker aanverwante thema’s als ze eenmaal is uitgeraasd en rust vindt om buiten haar eigen hersenkronkels te treden en de wereld te aanschouwen. De tijd zal leren of haar talent resulteert in een succesvolle carrière als schrijver, of dat ze gelukkiger is als grootse pizzabakker.

Willem Goedhart

Sofie Lakmaker – De geschiedenis van mijn seksualiteit. Das Mag Uitgevers, Amsterdam. 244 blz. € 22,50.