Het leven is een feuilleton

Als je net Het feuilleton van Cyra McFadden hebt gelezen, en het eerstvolgende boek dat je opneemt begint met: ‘Altijd als Henry Wilt de hond uitliet, of, nauwkeuriger gezegd, als de hond hem uitliet, of, om precies te zijn, als mevrouw Wilt hen allebei het huis uitstuurde zodat ze haar yoga-oefeningen kon doen, nam hij onveranderlijk dezelfde route’, gaat er een schok van herkenning door je heen. Schok is misschien een groot woord, maar toch.

Het gaat natuurlijk om de bijzin: ‘…als mevrouw Wilt hen allebei het huis uitstuurde zodat ze haar yogaoefeningen kon doen…’ Ergo: mevrouw Wilt heeft de broek aan en ze is héél erg bij de tijd. Later blijkt dat ze vooral dom is en zich door Amerikanen die nóg meer bij de tijd zijn (open huwelijk!) laat meeslepen in avonturen die niet anders dan slecht kunnen aflopen.

Wellicht onder Invloed van de lectuur van Het feuilleton krijg je de indruk dat ook Wilt van Tom Sharpe een satirische roman is waarin modieuze verschijnselen genadeloos op de hak genomen worden. Zo dat aanvankelijk misschien de bedoeling van de auteur is geweest, wordt dit uitgangspunt hoe langer hoe meer losgelaten: op de helft van het boek neemt het absurdistische element de overhand.

Het feuilleton beschrijft een jaar uit het leven van Kate en Harvey Holroyd. Het is een heel vermoeiend jaar voor het echtpaar, en niet minder voor hun vrienden en kennissen, die allen zijn verwikkeld in de meest complexe relaties, macrobiotisch eten en, hoe kan het anders in dit ‘ik-tijdperk’?, zonder uitzondering met zichzelf bezig zijn, respectievelijk met hun eigen man-zijn en hun eigen vrouw-zijn.

Wie zou denken dat het dus hypergevoelige mensen zijn die niets dan positieve vibraties uitstralen, heeft het bij het verkeerde eind. Het enige waar de bewoners van Marin County, aan de Amerikaanse westkust, gevoelig voor zijn, zijn de nieuwste trends.

Hun taalgebruik is volledig aan hun levenswandel aangepast. Het Nederlands schiet wat dat betreft, vergeleken bij het trendy-Amerikaans, toch wel tekort, maar vertaler Ko Kooman heeft zijn best gedaan om de Nederlandse equivalenten te vinden. De diepste gedachte die in het boek wordt uitgesproken, is ontleend aan de succesagenda: ‘Vandaag is de eerste dag van de rest van je leven’.

McFadden laat in Het feuilleton, dat perfect aansluit bij De cultuur van het narcisme van Christopher Lasch (ook door De Arbeiderspers uitgegeven), zien dat de mensen die zogenaamd zo met zichzelf bezig zijn, in feite slechts bezig zijn met het beeld dat anderen van hen (zouden moeten) hebben. Zij zijn dus niet anders dan de mythologische Narcissus die ook alleen maar was geïnteresseerd in zijn eigen spiegelbeeld. Tegenwoordig stelt men zich er niet mee tevreden om zich in een meer te spiegelen: er zijn allerhande ’therapieën’ uitgevonden die het niets en niemand ontziende egoïsme van waaruit gehandeld wordt een schijn van maatschappelijke betrokkenheid geven.

Zoals de titel van het boek al doet vermoeden, is Het feuilleton als feuilleton geschreven. Als The serial verscheen het in wekelijkse afleveringen in de Pacific Sun. De hoofdstukken zijn kort en eindigen vaak met pregnante stippeltjes. Behalve op Torn Poes (vergelijk het hippe kletstaaltje van deze Amerikaanse mueslivreters, yogajongleurs en TM-freaks met de vlijmscherpe parodieën op allerhande jargon van Marten Toonder) lijkt Het feuilleton daarom ook op Amerikaanse soapopera’s, en omdat het om een satire gaat vooral op satirische soapopera’s als Soap en Mary Hartman, Mary Hartman. Er schijnen mensen te zijn die daar niet om kunnen lachen. Zij; moeten dit boek dan ook maar niet lezen.

Men zou Cyra McFadden kunnen verwijten dat ze haar grap iets te lang heeft volgehouden: met vijftig bladzijden minder zou het boek ongetwijfeld aan kracht hebben gewonnen. lets waar zijzelf niets aan kon doen, is dat haar roman het zelf ook tot modeverschijnsel heeft gebracht. Dat mag blijken uit het feit dat van de verschillende Amerikaanse edities – waaronder die met ringband – er alleen in Nederland al meer dan dertigduizend werden verkocht, wat voor een buitenlands, dus nog onvertaald boek een ongekend hoog aantal is. Zelfs boeken van Nederlandse schrijvers komen maar zelden aan zo’n oplage.

Het soort kringen dat in Het feuilleton wordt geridiculiseerd moet behalve een narcistische ook een masochistische inslag hebben, want juist híer móet je het boek ergens gewoon gelezen hebben weet je wel om er helemaal bij te horen. En het lopen op Roots is al weer uit, maar macrameën is nog steeds in.

In Wilt ontbreekt, zoals al opgemerkt, de maatschappelijke link. Eva Wilt gedraagt zich weliswaar zoals Kate Holroyd – ze handelt uit puur egocentrische motieven, waarbij haar voornaamste zorg is anderen niet de indruk te geven dat ze achter loopt – maar ze is nóg dommer, nóg oppervlakkiger. Haar man, die loodgietersleerlingen kunst en literatuur doceert, wat ongetwijfeld de meest ondankbare taak is die een mens zich kan denken, en niet in het minst een krachtfiguur, zint op een manier om zich van haar te ontdoen.

Door een nogal pijnlijk toeval komt hij in het bezit van een opblaaspop waar hij de moord vast mee gaat oefenen. Als deze pop onderin een bouwput wordt ontdekt, begint zich een verhaal te ontrollen dat inderdaad alleen maar hilarisch te noemen is.

Wilt is in veel opzichten grimmiger dan Het feuilleton: de kritiek op zogenaamd ‘verlichte’ milieus krijgt hier diepte doordat Henry Wilt als hoofdpersoon zich tegen welke trend dan ook blijft verzetten. Zodra de zaak escaleert, raakt dit thema verloren in het steeds absurder wordende geheel.

Frank van Dijl

Cyra McFadden – Het feuilleton. Vertaald door Ko Kooman. De Arbeiderspers
Tom Sharpe – Wilt. Vertaald door Wiebe Buddingh’. De Harmonie.

Deze recensie werd eerder gepubliceerd in Het Vrije Volk, 8 augustus 1980.