Veroveraars van het nutteloze

Eigenlijk heeft de wereld van het alpinisme mij nooit erg geboeid. Al die verhalen over bergbeklimmers die worstelen op smalle richels en randjes om zich vandaar moeizaam omhoog te werken. Het gedoe met bevroren vingers, zuurstofgebrek, bewustzijnsvernauwing, onverwachte sneeuwstormen en dodelijke lawines. Maar ook ben ik niet zo gecharmeerd van de mores van de klimgemeenschap: aan de ene kant de bejubelde camaraderie, maar anderzijds de felle onderlinge rivaliteit, de radicale keuze alleen aan jezelf te denken en een gewonde medeklimmer aan zijn lot over te laten. Wie was er als eerste boven en stond hij of zij wel echt op de top?  Veel klimboeken staan vol klimmersromantiek over deze bizarre dans met de dood, gedirigeerd door de zwaartekracht. Alpinisten zijn ‘veroveraars van het nutteloze’, zoals de Franse alpinist Lionel Terray begin jaren zestig schreef.

Het heeft daarom even geduurd voordat ik me aan de nieuwe roman van Toine Heijmans, Zuurstofschuld, heb overgegeven. Maar die reserve was ten onrechte, want ik leg mijn kaarten maar meteen op tafel: Zuurstofschuld is een prachtige roman: spannend, informatief en geweldig goed geschreven. Wat een stilist is die man! Een lawine beschrijft hij als volgt: ‘De plek die hij had gekozen was verkeerd, de tentstokken knapten, het doek vleermuisde weg. […] De berg schudde zijn vacht, het stof viel eruit.’ Prachtige, rake zinnen.

Het verhaal wordt niet-chronologisch verteld, door het spel met de tijd wordt langzaam duidelijk wat de hoofdpersoon drijft. In de basis komt het hierop neer: de ik-figuur, Walter Welzenbach, komt in zijn studententijd een leeftijdgenoot tegen, Lenny Tichy, die bezeten is van klimmen. Tussen hen groeit een diepe vriendschap, gestut door hun gezamenlijke passie: de bergsport. Ze beginnen met het beklimmen van een brugpijler in hun studentenstad, vermoedelijk Nijmegen, verkennen vervolgens de bekende toppen in de Alpen en eindigen bij de achtduizenders in het Himalayagebergte. ‘We wilden deel uitmaken van een sterrenstelsel dat nauwelijks meer bestond en snel zou verdwijnen, misschien was het al weg.’

Door het verhaal heen vertelt Heijmans de geschiedenis van de grote alpinisten uit de tijd van de gouden jaren van de bergsport, toen de meeste bergen voor het eerst werden beklommen. Over Edward Whymper, die in 1865 als eerste de Matterhorn beklom, over Edmund Hillary en Tenzing Norgay, die in 1953 als eersten op de Mount-Everest stonden. Maar ook over Alison Hargreaves, de vrouw die als eerste zonder extra zuurstof solo de Everest beklom en veel kritiek kreeg omdat ze als moeder haar leven in de waagschaal stelde. Ze verongelukte in 1995 op de K2. Het is veel informatie maar de passages zijn soepel door de roman verweven en vertragen de vaart van het verhaal niet.

Toine Heijmans put met de beschrijving van het alpinisme uit eigen ervaring, hij heeft lang zelf aan bergbeklimmen gedaan. In het boek klinkt heimwee naar de oude dagen van het alpinisme, toen de sport nog ‘puur’ was. Hij hekelt de commercialisering van de bergsport. Bij de Everest is het ‘basiskamp een amusementsterrein geworden’. Hij steekt de draak met moderne klimmers die in een peperdure uitrusting hun beklimming in een livestream met hun YouTube-volgers delen. Voor Chinezen is het beklimmen van de Everest een bedrijfsuitje geworden, waarbij de Nepalese sherpa’s natuurlijk het zware werk doen en letterlijk hun stront de berg afdragen.

Op een bepaald moment komt de klimvriendschap tussen Walter en Lenny ten einde. Lenny scheert zijn hanenkam af en kiest voor een leven van burgerman in Voorburg: hij trouwt, sticht een gezin en laat zijn klimspullen op zolder verstoffen. Walter gaat door, wordt berggids in Chamonix en beklimt uiteindelijk een niet nader aangeduide berg van 8188 meter hoogte. (Dat moet de Cho Oyu zijn, die deze hoogte heeft, de berg waar Neerlands bekendste klimmer Ronald Naar in 2011 aan een hartstilstand stierf.) Het is het sluitstuk van Walters klimcarrière en misschien wel van zijn leven. Hij heeft nooit meer de vreugde kunnen vinden die het klimmen met Lenny hem verschafte.  Uiteindelijk bereikt Walter zijn laatste bergtop. Eenzaam en het leven moe.

Toine Heijmans heeft zijn kennis van de klimsport op prachtige wijze gebruikt als achtergrond voor een spannend verhaal over vriendschap, moed, eenzaamheid en misschien ook wel verraad. Of lafheid, die ene nacht op de Annapurna. Ik vind dit een roman van uitzonderlijke klasse.

Aart Aarsbergen

Toine Heijmans – Zuurstofschuld. Pluim, Amsterdam. 336 blz. € 22,50.