Verfrissende andere kost naast de gecanoniseerde werken

Het eerste echte stadstheater van Nederland stond aan de Keizersgracht in Amsterdam. De gerestaureerde schouwburgpoort van weleer fungeert nu als ingang van een hotel. Wie daar binnenkomt, passeert het opschrift ‘De weereld is een speel tooneel / Elck speelt zyn rol en kryght zyn deel’. Dichter en toneelschrijver Joost van den Vondel was de bedenker van deze spreuk; met zijn tragedie Gysbreght van Aemstel werd de schouwburg in 1638 officieel geopend. Dat is zoals bekend een plechtstatig historiestuk over de bloedige belegering en ondergang van Amsterdam in de late middeleeuwen, die Vondel in het slotbedrijf laat contrasteren met een voorspelling over de luisterrijke toekomst van de stad. Het aldus toch nog feestelijk eindigende treurspel – een ijzersterke bewerking van een episode uit Vergilius’ Aeneis – wordt de evergreen van het toenmalige schouwburgrepertoire, nummer 1 in de top vijftig van meest gespeelde stukken tussen 1638 en 1800. Het is beeldbepalend geworden voor het Nederlandse toneel van de zeventiende eeuw.

Maar er was natuurlijk veel meer en Podium van Europa laat dat met aanstekelijk enthousiasme zien. Literatuurhistoricus Frans Blom heeft de vroege Nederlandse toneel- en theatergeschiedenis van Amsterdam in meerdere opzichten verrijkt en boeiend gemaakt voor huidige lezers. Niet eerder zijn de in smakelijke verhalen verpakte economische kanten van het toneel belicht vanuit het herkenbaar hedendaagse spanningsveld tussen ‘creativiteit’ en cultureel ‘ondernemen’ dat in de boektitel wordt aangestipt. Met name de mede dankzij Blom geboekte resultaten van recent onderzoek naar het internationale karakter van het toneelrepertoire maken glashelder dat die ‘creativiteit’ niet langer te vangen is in het negentiende-eeuwse perspectief van nationale oorspronkelijkheid, dat voor eerdere toneel- en literatuurgeschiedschrijvers veelal richtinggevend is geweest. Een nogal krampachtig frame was het, alleen al omdat het weinig belichtte hoe de talrijke zeventiende-eeuwse toneelschrijvers zoals de ‘grote drie’ – Bredero, Hooft en Vondel – zich voor hun stukken doorgaans oriënteerden op werken van niet-Nederlandstalige origine en zich die graag toe-eigenden. Ook is lange tijd in de toneelgeschiedschrijving het zeventiende-eeuwse toneelpubliek als de bij uitstek bepalende factor voor de samenstelling van – winstgevend – schouwburgrepertoire nagenoeg buiten beeld gebleven.

Zo niet in Podium van Europa. Met de overgeleverde en inmiddels digitaal beschikbare gegevens over de aantallen opvoeringen en drukken van tekstboekjes, alsmede de recettes per voorstelling wordt daarin gereconstrueerd welke stukken van welke auteurs het populairst zijn geweest. En dan blijkt vooral het uit, nota bene, Spanje afkomstige toneel hoge ogen te hebben gegooid, zoals ook wordt aangetoond in het iets eerder dit jaar uitgebrachte Spaans toneel voor Nederlands publiek door Frans Blom en Olga van Marion (in de Zeven Provinciënreeks van uitgever Verloren in Hilversum).

In de lente van het jaar van de Vrede met Spanje (1648) wordt La fuerza lastimosa van Lope de Vega geprogrammeerd onder de titel De beklaaglyke dwang. Het is een vakkundige bewerking door schouwburgacteur Isaak Vos, die handig het aspect vrede heeft aangezet en bij het publiek geliefde tableaux vivants heeft toegevoegd. Ook is het de jongste productie in een reek van Spaanse comedias die sinds 1645 tot de absolute publiekstrekkers behoren en waaraan Vos, vaak samenwerkend met een joodse vluchteling uit Spanje (Jacob Baroces), die vertalingen uit het Spaans leverde, heeft bijgedragen. De beklaaglyke dwang is, aldus Blom, ‘wel heel geschikt voor de gelegenheid, want het thema van leed, dwang en bevrijding, zoals kenbaar uit de titel, sluit wonderwel aan bij het vredesjaar. Het is een gebraden haan die slechts een klein beetje aanpassing behoeft om actuele betekenis te hebben in Amsterdam.’ Deze haan ontleedt Blom tot in de finesse met een vlotte navertelling van de totaal bizarre inhoud vol plotselinge lotswisseling en bedrieglijke schijn, met liefde en eer als stuwende krachten, en met tussen de talrijke adellijke dames en heren en hun verheven besognes twee aangeschoten knechten die de hoge stijl van het stuk kluchtig doorbreken met het debiteren van vulgaire volkswijsheden.

Al even smakelijk is het verhaal over de via de Zuidelijke Nederlanden geïmporteerde comedia-topper uit 1654: de bewerkte La vida es sueño van Calderón de la Barca, getiteld Sigismundus, prince van Poolen, of Het Leven is droom. Ook dat is weer verfrissend andere kost dan de gecanoniseerde Gysbreght.

Marijke Meijer Drees

Frans Blom – Podium van Europa. Creativiteit en ondernemen in de Amsterdamse Schouwburg van de zeventiende eeuw. Querido, Amsterdam. 504 blz. € 28,99.