Wie krijgt wat?

Stel je voor dat je bij je vader op bezoek komt met je kinderen, maar dan eerst de posters met naakte vrouwen van de muur moet halen. In Het testament van Karl-Heinz-Ott is dat een van de hilarische voorvallen waarmee de relatie tussen de kinderen en hun inmiddels overleden vader geschetst wordt.

Linda, de enige dochter in het gezelschap, heeft haar drie broers met aanhang verzocht met spoed naar het ouderlijk huis te komen omdat ze hun vader dood heeft aangetroffen. Je verwacht verdriet en verwarring, maar rancune en boosheid zijn eerder de gevoelens die de sfeer bepalen.

De setting is het huis met de kinderen en het dode lichaam, van daaruit worden herinneringen opgehaald, de levens van de kinderen beschreven en het wel en wee van de vader nadat zijn vrouw overleed en hij als weduwnaar overbleef. Zo wordt het beeld steeds completer en begrijp je meer en meer van deze verknipte familie die als los zand bij elkaar geveegd is nu vader er niet meer is. De erfenis is de eerste kwestie, maar daaronder gaat veel meer schuil. Roddels, jaloezie en desinteresse maken dat de kinderen uit elkaar gegroeid zijn.

Vader heeft het vakantiehuis al nagelaten aan de hulp met wie hij er blijkbaar meer dan een zakelijke relatie op nahield en die door Linda daarom de ‘Hongaarse hoer’ genoemd wordt. Zou zij de rest van zijn bezittingen en het ouderlijk huis ook erven? Dus niet de huisarts wordt gebeld om het overlijden vast te stellen, maar de dubieuze huisadvocaat, met wie Linda ooit een relatie had. Daarom vertrouwt ze hem niet, maar hij is de enige die duidelijkheid kan bieden en het testament kan overleggen.

Ze kunnen de erfenis allemaal goed gebruiken. Linda runt een galerie waar het zacht gezegd niet stormloopt. Jakob woont in Parijs en houdt zich bezig met het maken van films waar niemand op zit te wachten. Joschi heeft zich afgekeerd van het kapitalisme en leidt een zwervend bestaan. En Uli probeert op autarkische wijze het hoofd boven water te houden. Vier eigengereide kinderen die afstammen van een vader die de kost verdiende als trauma-arts en een braaf en burgerlijk bestaan leidde. Totdat zijn vrouw overleed en hij alle remmen losgooide wat uiteindelijk leidde een getroebleerd contact met zijn kinderen. Maar laat hij zijn kinderen iets achter? Wie krijgt wat?

Soms wordt er wat te veel uitgesponnen en verteld, maar gelukkig zijn er genoeg verfrissende dialogen of een grappige anekdote of gedachtegang ter compensatie. Zoals wanneer Jakob nadenkt over religie en de dood.

Maar zelfs de meest verstokte atheïsten, denkt Jakob, moeten toch een heel klein beetje vrezen wat hierna zou kunnen komen. Of het laatste oordeel of de hel echte niet bestaan, weet niemand. Hoeveel mensen hadden op het laatste moment niet alsnog de schrik te pakken gekregen en op hun sterfbed snel de pastoor laten komen, echt niet alleen Lenin, die zich zou hebben vastgeklampt aan de poten van de tafels en stoelen en sidderend om vergeving zou hebben geschreeuwd.

Het verhaal doet denken aan een familie-opstelling. Hoe verhoudt iedereen zich tot elkaar, waar denk je dat je zelf staat, op wie kun je wel of niet vertrouwen? Gezinnen zijn vreemde eenheden, niemand kiest zijn ouders, broers of zussen, maar je zit er wel je leven lang aan vast. In ieder geval tot het testament.

Arjen van Meijgaard

Karl-Heinz Ott – Het testament. Borgerhoff & Lamberigts, Gent. 334 blz. € 24,99.