De vrouw zonder clitoris

Is een vrouw van 23 ‘klein’? In haar debuut Make women come heeft Nina de la Parra (1987) ervoor gekozen om twee versies van het personage Nina te laten optreden: ‘kleine Nina’ van 23 en ‘grote Nina’ van 33. De oudere versie zou de jongere voor fouten en vergissingen willen behoeden en waarschuwt af en toe achteraf. ‘Grote Nina’ is soms zelfs aanwezig in het leven van ‘kleine Nina’. Ze vertelt en kijkt toe, maar is nooit in staat om in te grijpen.

Ze staart naar haar scherm. Ik, drieëndertigjarige Nina, zit aan de andere kant van dat scherm, en probeer vijfentwintigjarige Nina ervoor te behoeden een e-mail naar de Noor te schrijven.

CLICK.

Te laat.

Ze e-mailt hem dat ze volgende week naar Berlijn wil komen, en of hij tijd heeft haar te zien. Hij belt meteen en zijn stem klinkt beduusd als ze hem meedeelt dat ze ‘voor hem’ naar Berlijn wil komen.

Nee Nina, niet DOEN, NIET DOEN, STOP STOP STOP STOP STOP.

Te laat.

Ze clickclickclickt met haar muis en heeft al een kaartje gekocht naar Berlijn. Ze laat er geen gras over groeien. Dat is altijd jouw grootste probleem geweest, Kleine Nina. Je moet er ook eens een keertje GRAS OVER LATEN GROEIEN.

De jonge Nina, dochter van een Nederlandse documentairemaakster en een Surinaamse filmregisseur, gaat nogal obsessief door het leven. Ze doet twee studies in Edinburgh, wil in Duitsland voet aan de grond krijgen als regisseur en volgt daarvoor een derde studie waarvoor ze minstens 13 uur per dag in touw is. Daarnaast is ze dag en nacht bezig de ideale man te vinden. Ze incasseert vele teleurstellingen in de liefde en relativeert niets, behalve als ze in bed ligt met een man. Dan relativeert ze zichzelf en haar eigen seksuele behoeften. Hij komt altijd klaar, zij nooit. ‘Kleine Nina’, die haar leven tot in de kleinste details met haar vriendinnen en de lezer deelt en in uitgebreide voetnoten uitweidt over allerlei nuances, is niet in staat haar minnaars uit te leggen waar haar clitoris zich bevindt. Ook haar vriendinnen, de Prinses, de Witch en de Sjeikin, komen zelden klaar. Ze durven daar niet met hun vrienden over te praten omdat ze niet voor een ‘lastige bitch whore bossypants betweterige icy frigid power-hungry dickhead’ aangezien willen worden.

Ik en mijn Noordwest-Europese vriendinnen zijn zo bang wat dan ook op te eisen en NEE te zeggen tegen WIE DAN OOK – allemaal uit angst dat we een ‘lastige bitch whore bossypants betweterige icy frigid power-hungry dickhead’ worden genoemd. Daarom durven we niet te vragen: ‘Geachte baas, zou u mij eventueel wat meer kunnen betalen, zeg maar, net zoveel als u mijn zijn-baan-best-slonzig-doende-mannelijke-collega-Jochem betaalt?’ – laat STAAN dat we een keer durven te vragen: ‘Geliefde heer, zou u er alstublieft voor kunnen zorgen dat ook IK klaarkom?’ – we durven geen NEE te zeggen als hij zegt ‘is dit lekker?’ en faken en liegen er een heel eind op los. STOP IT. Het is alsof het woord ‘nee’ permanent uit ons vrouwelijk vocabulaire is gegumd. Maar let op lieve tweeëndertigjarige vrouwen van de toekomst: het is uiteindelijk niet ERG als iedereen je een bitch noemt. Ik ben een bitch genoemd door HEEL VEEL mensen. (En met HEEL VEEL mensen bedoel ik drie van mijn exen en wat mensen online) (and I’m looking forward to hearing from you, kind sir!)

Pas als Nina al over de dertig is – ze wordt dan nog steeds ‘kleine Nina’ genoemd – en een paar maanden bij haar vader in Suriname woont, heeft ze twee vrienden, Gregory en Quincy, die haar wel laten klaarkomen. Opvallend is dat het hoofdstuk over Suriname ‘Surinaamse Revolutie’ heet, een verwijzing naar de seksuele revolutie, maar dat Nina daar seksueel wel bevrijd wordt, maar niet vrij is. Haar Surinaamse vader mag niet weten dat ze met deze mannen naar bed gaat, hij moet denken dat ze gewoon uitgaat.

De Surinaamse mannen en de Zutphenaar die Nina tijdens een schildpaddentocht ontmoet, zijn de eerste vrienden die een echte naam hebben. De anderen heten ‘de Noor’ en ‘de Lichtman’. Jeroen is een mansplainer. Gregory en Quincy zijn goede minnaars, maar geen serieus relatiemateriaal. De eerste heeft al een vaste vriendin en de tweede vindt elk gesprek over de toekomst ‘moeilijk’ en ‘lastig’. Voordat Nina weer naar Duitsland gaat om een toneelstuk te regisseren maakt Quincy het uit.

Omdat Nina, die ook als ze aan het einde van het boek 33 is nog ‘kleine Nina’ heet, zich seksueel en relationeel mislukt voelt, verdwijnt haar professionele succes naar de achtergrond. Dat is jammer, want een verkenning van de vraag hoe een zeer hoogopgeleide en in haar werk zeer succesvolle vrouw zo onzeker kan zijn in oppervlakkige relaties met mannen zou Make women come een nog interessanter tijdsdocument maken. Vooral omdat het volgens de vertelster geen individuele kwestie is. Ook haar vriendinnen, de ene nog briljanter en maatschappelijk succesvoller dan de andere, slagen er niet in de kloof tussen professionele zelfverwerkelijking en hun mislukte liefdesleven te overbruggen.

Ik noemde Nina de la Parra’s debuut hierboven een ‘tijdsdocument’. Het is moeilijk aan te geven binnen welk genre het boek, dat de ondertitel Een romantische komedie heeft, valt. Uitgeverij Pluim publiceerde Make women come in het non-fictiefonds. Een roman is het niet, een autobiografie ook niet, een komedie zeker niet. Voor non-fictie is het boek dan weer te autobiografisch en te gefictionaliseerd. Autofictioneel memoir komt misschien het meest in de buurt.

Een personage in twee leeftijdsversies splitsen en het maken van tijdsprongen zijn literaire stijlmiddelen. Flashbacks en flashforwards spelen een belangrijke rol in Make women come. Naast ‘kleine Nina’ en ‘grote Nina’ zijn er ook nog ‘mini Nina’ en een Nina die ‘min veertig jaar oud is’ en vertelt over de seksuele escapades van haar oma in de Tweede Wereldoorlog. De vertelster springt op uiterst plastische wijze door de tijd:

Het eerste is waar, het tweede niet. Alleen weet drieëntwintigjarige Nina dit niet. Degene die dit wel weet ben ik, drieëndertigjarige Nina. Nice to meet you. Ben je al verward? Dat is oké. Ik zal de band even naar voren spoelen, frrrrrrrrrrrt. Hallo, hier ben ik, drieëndertigjarige Nina. Ik ben Awesome. Ik ben Woke. Ik ben Alleen. Ik ben de Regisseur. Snap je? Ik zal weer even terugspoelen, zjjjjjjjjjjjjjjjj. Oh kijk! Hier ben ik, zeven jaar oud, en ik tol door de kamer in een zelfbedacht toneelstuk, voor mijn verbijsterde ouders. Ben ik niet schattig? Sorry, dit is te ver terug, daar zit niemand op te wachten. Fast forward, frrrrrrrt. Hier ben ik, drieëntwintig jaar, de ochtend voordat ik in die wazige tent in Berlijn lig. Ik loop een toneelschool in voormalig Oost-Berlijn binnen voor een Auditie. Een Auditie waar drieëntwintigjarige Nina maanden, jaren naar toe heeft geleefd: ze MOEST en zou de grootste regisseuse van het Europese toneel worden (verder no pressure)

Nina de la Parra heeft niet het literaire talent van andere jonge auteurs als Tobi Lakmaker (1994), Hannah van Binsbergen (1993), Marieke Lucas Rijneveld (1991) of Maartje Wortel (1982) die ook over de seksuele mores van de 21e eeuw schrijven, maar ze heeft wel een eigen stijl, die ze consequent doorvoert. Die stijl kenmerkt zich door een nogal over the top-toon, die lijkt op die in haar theatervoorstelling Gods wegen, de behoefte om alles tot in de kleinste details uit te leggen (na de voetnoten volgt achterin het boek nog een verklarende woordenlijst én een leeslijst met titels als We Should All Be Feminists van Chimamanda Ngozi Adichie en A Room of One’s Own van Virginia Woolf) en een enorme snelheid en intensiteit.

Make women come eindigt met een wintiritueel en herinnert daarmee aan Kollektieve schuld (1976) van Edgar Cairo, ook een boek vol voetnoten. In de roep van de Grote Kiskade – ‘grietjebiiiiiiee’ – die Nina hoort als ze in Suriname aankomt, weerklinken de grietjebies uit de gedichten van de Surinaamse dichter Michäel Slory.* De vastgelopen Nina (‘ik kan het niet ik kan het niet ik kan het niet’) moet bevrijd worden van de streken die haar blonde Haagse en Surinaams-Sefardische voorouders haar hebben geleverd. Om van de boze geesten af te komen moet de rationele feministe die bijna haar hele leven ‘constant pratend over emancipatie en vrijheid en Virginia Woolf en Julia Kristeva en Chimamanda Ngozi Adichie, over de pay gap van mannen en vrouwen, over slut-shaming en vagina-wipes over hoe hypocriet het patriarchaat is en aan hoeveel hoeveel dubbele standaarden vrouwen moeten voldoen’ heeft doorgebracht zich overgeven aan een eeuwenoud gebruik waar ze niet in gelooft, waarvoor ze zich zelfs schaamt, maar waar ze wel behoefte aan heeft omdat al dat praten ook niet werkt.

Ik schaam me. Ik denk aan mijn moeder en ik begrijp niet hoe dit zo is gekomen. Dat dit de feministe is die ik na drieëndertig jaar van high education en van een Noordwest-Europees geprivilegieerd leven, ben geworden.

Als de kip die de wintipriesteres haar aan het begin van het ritueel in handen drukte dood is, weet Nina dat niet haar voorouders maar mannen haar boze geesten zijn.

Marie-José Klaver

Nina de la Parra – Make women come. Een romantische komedie. Pluim, Amsterdam. 256 blz. € 21,99.

*Voor wie meer wil weten over de Surinaamse literatuur is de debatavond ‘Waar is de Caraïbische literatuur in de canon?’ die onlangs in De Balie plaatsvond een aanrader. Hieronder terug te kijken.

Waar is de Caraïbische literatuur in de canon? from De Balie TV on Vimeo.