De bloemen van het kwaad

Het is een hachelijke onderneming om het leven van de Franse dichter Charles Baudelaire te vertellen door de ogen van zijn minnares Jeanne Lemer (of Jeanne Duval of nog een andere naam die zij gebruikte). Yslaire durft het wel aan in Juffrouw Baudelaire. Het album is opgezet als een lange brief van Jeanne waarin zij na de dood van de dichter aan diens moeder schrijft over het echte leven van haar zoon. Daar wringt meteen een beetje de constructie, omdat ze soms iets vertelt wat de moeder al moet of kan weten en soms zoveel intieme details vertelt over hun liefdesleven dat de vraag is of dat waarschijnlijk is. De tekeningen zijn soms illustraties bij de tekst maar beperken zich daar gelukkig niet toe, want binnen de tekeningen kan Yslaire uit dat briefverhaal stappen en details toevoegen die een eigen invulling geven aan geschrevene en er soms ook iets aan kan toevoegen wat Jeanne weer niet kan weten.

Wat Yslaire vol overgave doet is het bohémienleven van de kunstenaars uit de tijd van Baudelaire tot leven brengen. We komen de schilders Courbet en Manet tegen, de fotograaf Nadar, we drinken met ze mee, zien ze verboden middelen gebruiken, zien ze bordelen bezoeken, zien ze achtervolgd worden door schuldeisers. Voor Baudelaire (laudanumverslaafde, syfilislijder) was het laatste wellicht het vernederendste omdat hij uit een gegoede familie kwam, maar al te snel zijn erfenis aan het verbrassen was.

 

In de ogen van de familie was Jeanne de kwade genius achter het verval van Baudelaire. Niet alleen was zij een toneelspeelster die niet al te begiftigd was met talent en zeker niet uit de sociale kringen kwam waaruit Baudelaire voortkwam, maar ze had ook nog eens de verkeerde huidskleur. Dat Jeanne als zwarte vrouw de inspiratiebron is geweest voor veel gedichten in Les Fleurs du mal, neemt niet weg dat zij nooit meer kon worden dan muze en minnares. Ook binnen de kunstenaarsvrienden van Baudelaire werd met dedain over haar gesproken. Dat Yslaire haar een stem geeft is te prijzen, maar ook in zijn weergave van haar leven is zij vooral een verleidster, een zinnelijke vrouw naar wie Baudelaire altijd weer terugkeerde. Hoewel Jeanne in de tekst soms kritische vragen stelt (‘Je vindt me te dom, nietwaar meneer? Net zoals je vrienden.’) benadrukken de tekeningen vaak de exotische kanten van haar lichaam.

Yslaire excelleert als hij de demonen in het leven van Baudelaire kan tekenen. Vooral op de spreads en pagina’s zonder tekst kan hij uitpakken met beelden die in elkaar overlopen: seksuele fantasieën en macabere waanvoorstellingen vloeien in elkaar over. Als je iets weet van de gedichten van Baudelaire, dan herken je iets meer in de tekeningen, maar een must is dat niet. Waarschijnlijk werkt het andersom en zullen enkele stripliefhebbers nu de gedichten van Baudelaire gaan lezen.

Coen Peppelenbos

Yslaire – Juffrouw Baudelaire. Vrije vlucht/Dupuis, Marcinelle. 160 blz. € 34,99.