Een stoet schrijvers

De inmiddels 93-jarige schrijver Dolf Verroen heeft, zoals men in Salland plegen te zeggen, de meeste aardappels al wel op, dus het is niet verwonderlijk dat zijn vrienden bij hem aandrongen om ook eens zijn herinneringen aan anderen op papier te zetten voor het te laat is. Volgens het voorwoord bij Feestelijk maar vreselijk heeft hij dat lang uitgesteld, maar nu is het er dan toch van gekomen.

En wat een rijke oogst is het boek geworden, vol met opmerkelijke anekdotes over de schrijvers die Verroen in zijn leven ontmoet heeft en en passant een kijkje gunnend in het literaire leven van decennia geleden. Want wie kan nu nog zeggen dat hij Ina Boudier-Bakker, John Fabricius, Yvonne Keuls, A. Marja, Margaretha Ferguson, Gerbrand Bakker, Anna Blaman, Clara Eggink, Annie M.G. Schmidt, Ellen Warmond, Clare Lennart, Thea Beckman, Paul Biegel, Miep Diekmann, Jaap Harten, Aya Zikken – om er maar een paar te noemen – allemaal in persoon is tegengekomen. Verroen geeft dan geen beschrijving van het oeuvre maar geeft onverbloemd weer hoe deze schrijvers op hem overkwamen.

‘Ik heb Tonke Dragt nooit erg aardig gevonden. Zo egocentrisch, zo kinderachtig als zij, ken ik eigenlijk niemand,’ zijn de eerste zinnen van het hoofdstuk over deze schrijfster. Toen Verroen in de jury van de Staatsprijs voor Jeugdliteratuur zat manipuleerde Dragt hem op het onbetamelijke af.

‘Als ik hem niet krijg, spring ik uit het raam,’ zei ze op een nacht.

Uiteindelijk krijgt ze de prijs. Het zijn dat soort anekdotes die de vrienden van Verroen ongetwijfeld bedoeld hebben en die het beeld dat je had van sommige schrijvers blijvend zullen inkleuren.

Sommige schrijvers krijgen iets meer bladzijden toebedeeld omdat Verroen er een hechtere vriendschap mee onderhield. Zoals met Anna Blaman, die Verroen eerst benaderde voor een interview, maar die later een goede vriendin werd.

Je moest jezelf vooral niet belangrijker maken dan je was.
Het werd een gewoonte dat ik haar zo eens in de veertien dagen bezocht. Intuïtief voelde ik dat ik altijd precies op tijd moest zijn. Vijf uur was vijf uur en niet vijf over vijf. Anna lag dan op haar bed, ik zat in de fauteuil, we dronken soms een glas cognac, Anna een kleintje vanwege haar slechte hart – en we roddelden. Anna was een meester in roddel. Ze kon eindeloos vertellen over veroveringen die ze had gemaakt, want de dames, getrouwde en echte dykes, stonden voor haar in de rij.

Ik heb met buitengewoon veel plezier deze verzameling herinneringen gelezen en het effect is dat schrijvers die vergeten waren en schrijvers die opgepoetst en afgestoft in de canonkast stonden opeens weer levende mensen werden.

Coen Peppelenbos

Dolf Verroen – Feestelijk maar vreselijk. Leopold, Amsterdam. 312 blz. € 19,99.