Alle auto’s uit de strips van Lefranc, en veel ander moois

De auto’s van Lefranc is een fraai naslagwerkje, zoals die eens in de zoveel tijd verschijnt – vertaald en wel, uit het Frans. Wie heeft rondgewandeld op het stripfestival van Angoulême weet hoe dol de Franse zijn op dit soort gethematiseerde boeken. Daar verschijnen ze aan de lopende band: vaak forse en flink geprijsde albums met prachtige inkijkjes, schetsen, dossiermateriaal en dergelijke. Volledig gericht op fans en liefhebbers, die het soort boeken kopen bij wijze van blikvangers van hun verzameling.

Zo is het ook met het net verschenen De auto’s van Lefranc. Ben je fan van de klassieke avonturen van Lefranc door de Franse stripmaker Jacques Martin (1921-2010), dan hoort dit boek in je kast. Martin, die samen met Hergé en E.P. Jacobs wordt gerekend tot de grote drie van de zogenoemde Brusselse School, is vooral bekend van zijn Romeinse stripreeks Alex – keistatisch en stijf, maar in de jaren vijftig razendpopulair onder lezers van stripblad Kuifje. Vanaf 1952 verschenen in datzelfde blad de avonturen van Lefranc, een journalist-detective die altijd strak in het pak de criminaliteit te lijf ging. Strips tjokvol tekst, met één en al spanning: een typische weekbladstrip uit die jaren.

Dat Alex en Lefranc een trouwe fanschare hebben, komt omdat er nog altijd albums verschijnen van de beide heren. Weliswaar getekend en geschreven door anderen, maar toch: de antieke strip houdt het hoofd onvermoeid boven water. In het geval van Alex is dat wonderlijk, bij Lefranc minder: de verhalen zijn heel goed te pruimen. Het album Het Ares-schandaal dat een paar maanden geleden verscheen was bijvoorbeeld een prima uurtje verpozen – voor de klassiek geïnteresseerde stripliefhebber uiteraard.

De auto’s van Lefranc opent met een heerlijk onmatig voorwoord van de voorzitter van het Franse Automobiel Museum. Het bevat een overdaad aan bijvoeglijke naamwoorden en is een staaltje glorificatie waar je u tegen zegt: ‘Lefranc was detective, wreker en ontdekkingsreiziger. Hij bestreed het onrecht en redde zelfs de planeet! En dat deed hij telkens aan het stuur van een auto…’ Verderop lezen we zelfs ‘dat niet alle striptekenaars zich ervan bewust zijn dat ze het voorrecht – of beter: de verantwoordelijkheid – hebben om de geest van de lezer te vormen.’ Marin, die had dat allemaal natuurlijk wel in de smiezen.

Maar daarna daalt het stof en duiken we in de archieven van stripblad Kuifje. Aan de hand van fraaie tekeningen van klassieke auto’s lezen we welke rol de auto had in het werk van Martin. Dit zijn de mooiste 28 pagina’s uit het boek. Het verhaal is volledig, interessant maar een tikje droog opgeschreven. Belangrijker: het getoonde originele beeldmateriaal is soms werkelijk prachtig, vooral waar er gekozen werd voor originelen die niet zijn opgeschoond. De instructies, afmetingen en dergelijke in de kantlijn maken het nóg fraaier, nog echter. Beetje lezen, beetje bladeren, beetje kijken: er zit een aandachtig soort rust in dit soort boeken en in dit geval is het niet anders. De auto’s van Lefranc doet wat het belooft: de liefhebber van strips en auto’s een genoeglijke tijd geven.

Het tweede deel van het boek is van een ander slag: daarin wordt per album stilgestaan bij de auto’s die erin te zien zijn. Van het eerste deel uit 1952, de geweldige en aanbevelenswaardige stripklassieker Het sein staat op rood, tot en met het eerdergenoemde Het Ares-schandaal van dit jaar. Kort gezegd: per album een inleidend tekstje met daarbij een aantal plaatjes uit het boek, waarin de automodellen getoond worden, voorzien van de merknaam en het type. Dus van de Ferrari 250 MM Berlinetta, de Simca Aronde 9 en Chrysler Saratoga uit deel 1, tot de Alfa Romeo Guilietta, de Facel Vega HK500 en de klassieke Panhart & Levassor type X14 Torpedo uit het meest recente verhaal. Leuk en aardig, ook een beetje veel allemaal.

Het boek sluit af met een niet eerder gepubliceerd verhaal van de huidge Lefranc-makers Roger Seiter en Régric, De Route des Vins Rally, waarin Lefranc nog geen tien pagina’s nodig heeft om het geboefte uit te schakelen.

De auto’s van Lefranc is niet het ultieme bladerboek voor Lefranc- en Martin-liefhebbers geworden. Het eerste deel is perfect toegesneden op de wensen van de veeleisende liefhebber, met mooi, origineel illustratiewerk en interessante achtergrondinformatie. De visuele opsomming van alle auto’s die ooit een rol speelden in de albums is wat minder sterk: het is uiteindelijk te weinig verrassend of spectaculair. De echte fan, de completist, de autoliefhebber en de nostalgicus kopen dit boek blind. Anderen kunnen zich beter eerst eens aan een paar Lefranc-titels zetten, wie weet dat de vonk overslaat.

Stefan Nieuwenhuis

Xavier Chimits & Jacques Martin – De auto’s van Lefranc. Casterman. 112 blz. hardcover. € 29,99.