Een met erotiek doordrenkt sprookje

James Purdy (1914-2009) kent een kleine schare liefhebbers in ons land waardoor het werk van deze Amerikaanse schrijver zo af en toe weer boven komt drijven. Ik ben een fan van zijn werk geworden in de jaren tachtig van de vorige eeuw, toen een docent aan de universiteit van Groningen terloops in de klas vertelde dat hij kapot was van In een ondiep graf. Nu had Hein Leferink wel vaker hartstochtelijke uitbarstingen, maar door hem ben ik wel Purdy gaan lezen. Waar een studie Nederlands al niet goed voor is.

De herlezing van Ik ben Elijah Trush, de korte roman die ik eerder in het Engels las, werpt me terug in de tijd, maar de romantisch-decadente sfeer met een voortdurende erotische onderstroom is direct terug. De aantrekkelijke, zwarte man Albert Peggs wordt door de steenrijke en stokoude Millicent De Frayne ingehuurd om Elijah Thrush te bespioneren, onder het mom van het schrijven van de memoires te schrijven van deze ‘mime, dichter en art-nouveauschilder’ die al even hoogbejaard is als Millicent. Purdy heeft alle personages grotesk gemaakt. Elijah Thrush staat graag als oud-artiest in het middelpunt, en treedt regelmatig nog op in zijn eigen theatertje, terwijl Millicent haar leven lang in de ban is geweest van hem en op haar oude dag nog graag in het huwelijksbootje wil stappen. Dat Thrush liever met mannen omgaat, is voor haar van secundair belang. Albert Peggs komt tussen twee vuren te zitten en is loyaal naar beide partijen.

Dit klinkt nog wel als een redelijk normaal en zelfs enigszins komisch verhaal. Doordat elke ruimte en elke handeling en elke dialoog met een theatrale saus wordt overgoten, krijgt het geheel het karakter van een sprookje voor volwassenen dat uit zijn voegen is gebarsten. Zo blijven de optredens van Elijah Thrush nog steeds betoverend mooi voor iedereen die ze bijwoont; het lijkt of het aanwezige publiek weer in de ban komt van deze man en zijn leeftijd vergeet. Om het geheel nog wat vreemder te maken, is van het begin af duidelijk dat er iets met Albert Peggs en zijn ‘verslaving’ aan een vogel die zich dagelijks voedt met zijn bloed. Thrush heeft op zijn beurt weer een fascinatie voor een stomme jongen, zijn kleinzoon, die hij ‘Liefste Vogel des Hemels’ noemt. De knaap lijkt zijn verlangen naar jeugdigheid te symboliseren.

Al deze elementen maken van Ik ben Elijah Thrush een merkwaardig en toch intrigerend verhaal. Dat komt voor een groot deel ook de woordkeus die vaak net over the top is in de lange, meanderende zinnen, maar die in scherp contrast staat met de karigheid en soberheid van veel Nederlandse romans.

Ik dacht dat ik de roman kon waarderen om wat het is. Het nawoord van hoogleraar Robert J. Corber maakt duidelijk dat de roman voor een deel gebaseerd is op de werkelijkheid. Het leven van de danser Paul Swan lijkt model te hebben gestaan voor de figuur Elijah Thrush. Interessant om te weten. Voor de rest legt Corber in het nawoord vooral de nadruk op de ‘allegorische behandeling van het rassenvraagstuk’ waarbij de vorm van het boek ‘Purdy in staat [stelde] de witte suprematie te bekritiseren op een doorslaggevend moment in de strijd om rassengelijkheid.’ En passant wordt ook nog even het probleem aangekaart dat ‘sommige lezers’ bezwaar zullen hebben tegen de keuze van Purdy om als witte schrijver een zwart hoofdpersonage te kiezen. Ben je net meegevoerd in een haast sprookjesachtige werkelijkheid dan word je door de politieke stellingname in het stuk van Corber volkomen ontnuchterend. Het lijkt me voor een groot deel een geval van hineininterpretieren.

In het najaar verschijnen meer werken van Purdy. Ik zie ernaar uit en sla de verhandelingen van Amerikaanse wetenschappers in het vervolg maar over.

Coen Peppelenbos

James Purdy – Ik ben Elijah Thrush. Vertaald door Harm Damsma en met illustraties van Charlotte Schrameijer. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam. 164 blz. € 15,-.