P.F. Thomése wordt in de Volkskrant geïnterviewd door Laura de Jong naar aanleiding van zijn nieuwe roman Swansdale. De Jong weet hem stevige opmerkingen te ontlokken, bijvoorbeeld over zijn jongere collega’s die veel meer op het ik gericht zijn. Ook hun thematiek kan hem niet bekoren:

Veel jonge schrijvers zijn schrijven gaan opvatten als een soort activisme, ze hebben het gevoel dat ze moeten waarschuwen dat de planeet er beroerd voor staat, dat de maatschappij oneerlijk is verdeeld en de technologie ons gaat overheersen. Dat is allemaal waar, maar geen schrijver gaat dat oplossen – dan kun je beter bioloog worden of ict’er.

Ook de maatschappelijk geëngageerde Arnon Grunberg krijgt een sneer:

De eerste de beste journalist schrijft beter over al die onderwerpen dan hij. Het is gewoon een stempeltje zetten: dan weer op psychiatrische inrichtingen, dan het leger of slachterijen, maar het voegt niets toe.

Voor J.M. Coetzee en Maxim Februari maakt Thomése een uitzondering. Even later gaat het in het interview over zijn huidige uitgeverij Prometheus en over de heisa rond uitgever Mai Spijkers. Thomése vond de artikelen over Spijkers niet ‘hemelschokkend’ en vindt ‘Mai de beste uitgever die er in Nederland rondloopt’:

Dat hij zijn personeel hier of daar afsnauwt, is niet netjes, maar in een omgeving waar het om topprestaties gaat, is het soms moeilijk te aanvaarden dat er mensen zijn die van 9 tot 5 werken. Dat uitkafferen heeft, zo komt het tenminste op me over, met slecht werk leveren te maken. En, oké, met slechte manieren.

Lees het hele interview hier.