Gods wegen zijn ondoorgrondelijk

In Deere put Petra Madelon de Graaf inspiratie uit haar eigen leven voor haar eerste roman. Petra groeit op in Spakenburg, een dorp waar religie de spil van het leven vormt. Naast religie heerst er ook een machocultuur: seksuele toespelingen naar vrouwen zijn schering en inslag. Een van deze macho’s is Evert, een visverkoper die dertien jaar ouder is dan Petra. Wanneer Petra 15 is, gaat ze op een avond met Evert mee naar huis en wordt ze aangerand door hem. Na de feiten lijkt het schuldbesef erg ver zoek bij Evert. Tien jaar later ziet Petra’s er helemaal anders uit. Ze heeft Spakenburg ingeruild voor Utrecht en bouwt aan haar toekomst. Toch komt Evert weer op haar pad. Petra gaat dit niet uit de weg en confronteert Evert, die een nieuwe start met God wil maken, met zijn daden.

In een rotvaart wordt aan het begin van het boek de toon gezet die het hele verhaal wordt aangehouden. Religie en een dubieuze houding naar vrouwen slaan je zo om de oren dat het bij sommige passage onpasselijk aanvoelt. Deze sneltrein is helaas ook de valkuil van het verhaal. De Graaf pauzeert amper, ook niet voor momenten van introspectie. Zo oppert Petra op de ene pagina om misschien een aangifte te doen tegen Evert en een paar pagina’s verder staat ze zonder verdere uitleg in het politiekantoor. Hierdoor is de logica van de personages soms ver te zoeken. Ook andere gebeurtenissen worden te miniem uitgewerkt. Een herinnering aan een cholerische voetbalcoach in Everts jeugd lijkt op het eerste gezicht een fait divers. Een aantal hoofdstukken later zegt Evert dat hij hier nog vaak aan denkt en stuurt hij aan op een ontmoeting met de coach, Marco. Omdat de initiële herinnering te haastig is uitgewerkt, valt ook het effect van het openhartig gesprek tussen Evert en Marco in het water.

De Graaf kiest om niet enkel haar eigen rol in het verhaal onder de loep te nemen, maar ook de rol van de dader. Per hoofdstuk alterneert ze tussen haar eigen standpunt en Everts. Deze afwisseling levert een interessant beeld op van hun houding ten opzichte van elkaar. Op het eerste gezicht lijken ze opgelucht om over de kwestie te kunnen praten. Maar naarmate er meer tijd over gaat, komt er ook meer frictie en onbegrip tussen beiden. Tijdens een gesprek in een café wordt dit tot een hoogtepunt gedreven. De kritische vragen van Petra staan in schril contrast met de ontwijkende antwoorden van Evert. Wanneer Evert het gesprek afsluit met ‘Ik vond het een goed gesprek, Petra’, voel je als lezer dezelfde verwarring die Petra ondergaat.

In de omkadering van het verhaal lijkt de Graaf soms te kiezen voor een te reële weergave van de werkelijkheid. Details worden toegevoegd aan bepaalde scènes die eerder storend aanvoelen dan dat ze een extra laag creëren. Wanneer Petra aangifte gaat doen bij de politie beschrijft de Graaf hoe ze wacht op een rechercheur:

Ik pakte mijn telefoon uit mijn zak en keek op YouTube naar een fragment van First Dates. Bij een man met de tafelmanieren van een kleuter haakte ik af en opende Candy Crush. Binnen tien minuten was ik vijf levels verder. Mijn duim begon te tintelen, dat had ik wel vaker tijdens het gamen.

Deze passage spreekt wellicht een gevoel van herkenbaarheid aan bij de lezer, maar de banaliteit ervan lonkt om de hoek. Helaas komen zulke beschrijvingen iets te vaak voor. Door slachtoffer en dader naast elkaar te poneren, biedt Deere een interessante blik op een thema dat de afgelopen jaren de nieuwsuitzendingen heeft gedomineerd. Een bredere uitwerking van de personages had gezorgd voor een meeslepender verhaal.

Bruno Deckers

Petra Madelon de Graaf – Deere. De Arbeiderspers, Amsterdam. 222 blz. € 22.99.