Precies

Soms komt een recensent woorden te kort om een boek recht te doen, en die ervaring heb ik nu met Zusters van Oksana Zaboezjko. De verhalenbundel ontroert me diep, en ik kan hier en daar aanwijzen wat die ontroering veroorzaakt, en dat zal ik doen, en toch denk ik dat de bundel beter is dan waarvan ik een lezer zou kunnen overtuigen en de angst bestaat dat, vergeleken met Zaboezjko’s zinnen, loftuitingen bleek zullen afsteken.

In het openingsverhaal, ‘Zusje, mijn zusje’, worden meerdere literaire technieken gebruikt die in de andere verhalen terugkomen. Zo gebruikt Zaboezjko veel metaforen, verspringt het verhaal van de ene op de andere zin van tijd en plaats en worden bepaalde beelden herhaald. Dit is echter een verklaring achteraf, want als lezer word je meegenomen, je leest door, je beleeft, je wordt overmand. Je leest geen metaforen, want die zijn zo raak, zodat ze het gevoel, het begrip voor de personages uitdiepen. Misschien is dit wel de belangrijkste kwaliteit van Zaboezjko: hoewel het soms bloemrijk oogt, is het vooral heel precies. Alle woorden maken de personages menselijker, hun belevenissen navoelbaar. Op eenzelfde manier raak je niet verloren als lezer: doordat de woorden precies zijn, weet je waar je bent. Het vereist wel een aandachtige leeshouding; elk woord is van belang.

‘Zusje, mijn zusje’ gaat over Darka, een meisje dat niet weet dat haar moeder een abortus heeft moeten ondergaan. Het niet-geboren zusje verschijnt aan Darka, en de lezer gelooft dat het gebeurt. In het verhaal wordt er veel in de tijd gesprongen. Zo zijn er opeens vreemde mannen in huis, en van hun kleinste handelingen gaat al een enorme dreiging uit:

(…) en vreemd genoeg werkte het niet alleen bij jou maar ook bij de KGB’er, want toen hij je de boeken na een controle van een paar minuten (waarbij hij heel overtuigend de kaften en de ruggen betastte) teruggaf, besloot hij mee te spelen in het ‘aardige-meneer-op-bezoek-toneelstukje’ dat deze bleke, doodsbange vrouw zonder na te denken had opgezet, en duwde je het stapeltje in de handen, houterig, als iemand die nooit iets met kinderen te maken had gehad: ‘Hier, meisje, pak aan… Mooie boeken, hoor’, de boeken lagen nu in een andere volgorde en je legde gedecideerd het in gedachten verzonken blauwe jongetje weer bovenop, maar toch klopte er iets niet meer, iets was er verdampt, de boeken waren iets zoets, troostrijks en veelbelovends verloren en ineens had je geen zin meer om ermee naar het balkon te gaan, je stond daar maar, en dat zou je meest naakte en enige scherpe herinnering aan die septemberdag worden: hoe je daar stond, met je handen vol.

Het verhaal is harder dan Het voorval van Annie Ernaux, want de keuze van de abortus lijkt niet bij de zwangere vrouw te liggen én het perspectief van een onschuldig kind maakt de dreun harder, al wordt ook beweerd: ‘Om schuldig te zijn hoef je geen mes in een hart te steken – je hoeft alleen maar geboren te worden.’ Darka komt terug in het verhaal ‘Meisjes’, ze is op weg naar een klassenreünie. Ze herinnert zich een liefdesrelatie met Leentje, en dat zij, in een zucht van wraak Leentje verraadde. In een ander verhaal, met speelse terzijdes, betreurt een schrijfster het verloren gaan van een handschoenenmaker.

Het laatste verhaal ‘Na de derde bel geen toegang tot de zaal’ is het langste, waarin een moeder haar eigen verleden als een levensles aan haar dochter mee wil geven. De beelden waarmee een blik van de verkrachter van de hoofdpersoon Olha, in een lange zin wordt getoond zijn prachtig:

De blik waarmee de abjecte dikzak over haar heen gleed – het voelde alsof er een handvol spinnen over haar werd uitgestrooid – was nadrukkelijk afstandelijk, zo’n blik van ik hoor niets, zeg niets, een blik als in een maffiafilm en tegelijkertijd vol heimelijke zelfgenoegzaamheid, de blik waarmee een man aan een vrouw laat zien dat hij nog heel goed weet hoe ze in bed was, zodat Olha, schitterend en majesteitelijk in haar mooiste jurk, met zwarte pailletten en diep decolleté, een monument voor haar eigen boezem (de Zweedse koningin kan wel opstappen), zich vastklampte aan de elleboog van haar echtgenoot, die ondertussen stond te knikken naar het ondier – ‘Jazeker, komt u maar eens langs… u bent welkom’ – dat hém dus nodig had (en niet andersom!), en verpletterd werd door het gevoel dat haar hele harnas, de hele verdedigingswal die ze door de jaren heen zorgvuldig rondom zich had opgetrokken en waarop ze trots was, haar niet langer beschermde, totdat ze weer zou weten wie dit heerschap was, en wat voor slechts er tussen hen in zweefde dat hij haar zo durfde aan te kijken…

Na een verkrachtingsscène voel je je als lezer ook verkracht en de twijfel van Olha of het wel een verkrachting was, had ze zich wel verzet?, wordt invoelbaar gemaakt. Het verhaal wordt op zijn kop gezet als de dochter van Olha, Oeljanka, aan haar eigen leven begonnen lijkt: ze wil trouwen met een soldaat die zijn hand is kwijtgeraakt. Dan denkt Olha:

Ze zal alles doormaken wat ik ook heb doorgemaakt, maar op haar eigen manier. Mijn ervaring zal haar niet helpen. Ze zal die gewoon niet herkennen, ze zal het niet merken wanneer ze in mijn voetsporen treedt, althans niet voor ze mijn leeftijd heeft. Tot ze me inhaalt precies op dit punt, alleen dan ben ik dan alweer ergens anders.

En ze zegt:

‘Je hebt gelijk. Ik had op jouw leeftijd waarschijnlijk niet verliefd kunnen worden op een invalide. Je bent heel moedig, dochtertje.’
Waarop Oeljanka schuchter gniffelde: ‘Het is oorlog, mam. Dat kan je toch niet vergelijken…’

Die oorlog, van Russen in Oekraïne, sijpelt door het hele boek heen, en dat zou het boek belangwekkend maken, als het los daarvan niet al van een bijna ongeëvenaarde literaire kwaliteit was.

Erik-Jan Hummel

Oksana Zaboezjko – Zusters. Vertaald door Helen Saelman en Marina Snoek. Cossee, Amsterdam. 192 blz. € 24,99.