Israël en identiteit

Er zijn slechtere momenten om een roman over de geschiedenis van de familie Netanyahu op de markt te brengen. Nadat Benjamin, het middelste telg van de familie wiens achternaam deze Pulitzer Prize winnende roman van Joshua Cohen draagt, de afgelopen maanden zijn greep op de Israëlische gerechtelijke macht probeerde te versterken, gingen er duizenden Israëliërs de straat op. Netanyahu sloeg terug, onder andere met invallen in moskeeën tijdens de ramadan, waarmee hij de spanningen tussen Israël, Palestina en Libanon tot een nieuw hoogtepunt liet oplopen. Hoewel Netanyahu, met dit soort acties, steevast in het rijtje van hedendaagse autoritaire wereldleiders, als Poetin, Trump en Xi, wordt geplaatst, worden zijn persoon en regime, in het westen althans, maar weinig geanalyseerd. Gelukkig is er nu deze roman, die de vingers op de zere plekken weet te leggen.

Hoewel je je natuurlijk kan afvragen of een roman wel de meest objectieve vorm voor zo’n analyse is, blijkt uit alles in De Netanyahu’s dat Joshua Cohen zijn feiten op een rijtje heeft. Wie niet bekend is met het jodendom, de joodse geschiedenis en de oprichting van de staat Israël, krijgt in hoog tempo een uitgebreide beginnerscursus opgedist. Maar dat Cohen zijn feiten kent, betekent nog niet dat het hem daar ook om te doen is. Hoewel hij vertrekt vanuit een korte waargebeurde ontmoeting tussen de literatuurcriticus Harold Bloom en de Benzion Netanyahu, de vader Benjamin, heeft hij deze anekdote uitgebreid omgeploegd en bewerkt, waarin bijna alle hoofdrolspelers andere namen en karakters kregen. Hoewel in dat revisieproces, volgens zijn eigen nawoord, de Netanyahu’s nog steeds de Netanyahu’s zijn gebleven.

Ruben Blum is de enige Joodse hoogleraar aan de kleine Corbin universiteit ergens diep in de bossen van de staat New York aan het eind van de jaren 50. Hoewel hij zijn zakjes redelijk op orde lijkt te hebben, sluimert er, zoals altijd, iets onder de picture perfect buitenkant van zijn suburbische bestaan. Zijn vrouw verveelt zich, zijn puberdochter wil een neuscorrectie, volgens zijn ouders is hij niet Joods genoeg en volgens zijn schoonouders niet kosmopolitisch. Hoewel hij zich eigenlijk helemaal niet met zijn Joodse identiteit wil bezig houden, wordt hij er door anderen telkens weer op gedrukt. Al helemaal als hem onverwacht gevraagd wordt zitting te nemen in de sollicitatiecommissie voor een nieuwe hoogleraar, puur en alleen omdat de kandidaat ook een joodse achtergrond heeft. Dit stelt Ruben voor een dilemma: ‘Als jij besluit om die Jood aan te nemen, zullen ze zeggen dat Joden elkaar altijd voortrekken. En als jij besluit om die Jood niet aan te nemen, zullen ze zeggen dat je de schijn probeert te vermijden dat je Joden voortrekt.’

Hierdoor wordt hij steeds verder en verder de fuik van zijn eigen identiteit ingetrokken. Hoe meer hij probeert om geen Jood te zijn, hoe meer hij er één wordt. Daarbij komt dat de kandidaat voor de sollicitatie, de al eerder genoemde Benzion Netanyahu, in alles de absolute tegenpool van Ruben blijkt te zijn. Als er iemand is die zich nu net wel met zijn Joods achtergrond bezig houdt dan is het Bezion wel. In ellenlang en op het eerste zicht weinig onderbouwd onderzoek, probeert hij directe linken te leggen tussen de Spaanse inquisitie en de Holocaust. Daarnaast blijkt hij ook nog een van de kopstukken van de Revisionistische Zionistische beweging, die een meer militante en nationalistische vorm van zionisme voorstaat. Zelfs in hoe ze hun huishoudens bestieren, staan ze lijnrecht tegenover elkaar. De Netanyahu’s zijn chaotisch, luid en grof, waar de Blums, zelfs onder de meest absurde omstandigheden, hartelijk, zachtaardig en beleefd proberen te blijven. Waar Ruben het iedereen naar de zin probeert te maken, en daar hopeloos in faalt, walst Bezion overal gewoon maar binnen en pakt wat hij pakken kan. De strijd tussen deze twee uitgangspunten, tussen verzoening en zelfzucht, ontaardt uiteindelijk in een strijd om de volgende generaties en de toekomst van het jodendom.

Cohen schrijft zich met dit boek uitdrukkelijk de Amerikaans-Joodse schrijf traditie van Bellow, Malamud en Roth binnen. Maar waar die vorige generatie, zoals Peter Buwalda het naar aanleiding van het overlijden van Philip Roth eens verwoordde, toch vooral hun eigen fantastische navel tot thema maakte, durft Cohen niet alleen de joodse geschiedenis aan kritisch onderzoek te onderwerpen, maar ook het hele idee van die navel op de schop te gooien. Is het wel mogelijk om, zoals Roth en de zijne zo graag wilde beweren, je los te rukken van de geschiedenis en een eigen unieke zelf te worden? Of ben je juist altijd aan die geschiedenis overgeleverd? Of is die hele vraag naar identiteit, die de media momenteel zo in zijn greep houdt, al bij voorbaat de verkeerde en moeten we ons met heel andere zaken bezighouden? ‘ALS JIJ EEN IDENTITEITSCRISIS HEBT, dan spijt me dat, maar de enige optie is om je bewustzijn te vergroten en je bij de Mensheid te voegen in onze gezamenlijke strijd tegen vervuiling en technologie, of de rest van je leven te blijven huilen om een verleden dat laten we eerlijk zijn nooit zo geweldig kan zijn geweest, als het hiertoe heeft geleid.’

Jonathan van der Horst

Joshua Cohen – De Netanyahu’s. Uit het Engels vertaald door Janine van der Kooij. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 272 blz. € 21,99.