Als in een koortsdroom

De roman De verre voortijd van Sebastian Barry is het best te lezen als je koorts hebt, als je op de bank ligt en de waterkoker aan wil zetten en dan ontdekt dat er naast je een verse pot thee staat, en je dan weer weet dat jij die net hebt gezet, in ongeveer die staat, die halve helderheid, of misschien beter: zo helder nog dat je je alleen op het boek kan concentreren er nergens anders op, in die staat kan je het best meeleven met het hoofdpersonage Tom Kettle. Lees je de roman in een half delirium, dan zal je het een meesterwerk vinden, in enige andere staat waarschijnlijk ook.

Dat het een meesterwerk is, is niet evident op basis van een samenvatting van het boek. In Ierland is een rechercheur met pensioen en hij wordt bezocht door collega’s om eens mee te kijken met een oude zaak, die weer is komen bovendrijven. De rechercheur is ook nog eens getraumatiseerd. Dit klinkt als het begin van ontelbare boeken en films en de lezers die nu willen afhaken wil ik aanmoedigen verder te lezen. De duivel zit in de details, God zit in de details.

Ten eerste is de stijl van Barry, en van de vertaler Jan Willem Reitsma, voortreffelijk. Vaak wilde deze lezer een regel herlezen, puur om de schoonheid ervan. Elke metafoor is precies raak, niet maar ergens in de richting. Verder geeft Barry veel aandacht aan zijn personage: hij mag rustig op een stoel zitten, een cigarillo roken en daar rustig over nadenken. Sociaal ongemak dat Tom ervaart wordt uitgebreid uitgedacht. Het helpt wel als je als lezer geen spannende detective verwacht.

Daarnaast raak je als lezer verknocht aan Tom. Hij is niet bepaald perfect, maar naar jou als lezer open en eerlijk. Dan is het frappant als wat kleine dingen niet helemaal kloppen. Zo heeft Tom het ene moment nooit suiker in huis, en verderop wel weer. Tom lijkt als verteller onbetrouwbaar, maar in geen enkel opzicht op een kwaadwillende manier. Alleen dat gegeven al maakt het boek uiterst spannend: wat is er precies aan de hand? Wat herinnert Tom zich nog, hoe houdt hij zijn getormenteerde leven nog vol? Wat gebeurt er echt in het verhaalheden?

Dat verhaalheden lijkt voor het plot ondergeschikt aan het verhaalverleden: Tom heeft veel ellende te verduren gehad, en dat wordt vooral uitgewerkt. Dat de beste man niet verloren is gegaan aan de drank of andere uitwegen mag haast een wonder heten. Vanuit het heden schieten we af en toe het verleden in, en de drie grote dramatische gebeurtenissen worden uitgebreid uit de doeken gedaan. Soms is dat te merken aan de taal, dat die een opeenstapeling van emoties, gedachten en herinneringen wordt, en het werkt wonderwel. Het knappe van deze herinneringen is vooral dat er naast Toms onmacht zijn enorme liefde uit spreekt. Ik zou elke lezer van deze recensie uit willen dagen een personage te noemen die realistischer is, en meer liefde in zich draagt dan Tom Kettle. Het verhaalheden is evenwel relevant, het zet van alles in beweging, tot een bijna sprookjesachtig einde dat openstaat voor meerdere interpretaties, en waaruit bovendien weer liefde spreekt.

In de NRC vraagt recensent Rob van Essen zich af – hij is overigens net als ik erg lovend – of er niet te veel ellende in de roman zit. Diezelfde vraag kwam in mij op; gelukkig beantwoordt Van Essen de vraag zelf.  Hij stelt dat de ellende wordt ingezet ‘om zijn personage te laten verwezenlijken.’ Verder noemt hij het motto dat verwijst naar het Bijbelverhaal over Job. Als aanvulling: de oorspronkelijke titel, Old God’s Time, maakt de band met Job nog sterker. Job zelf wordt slechts eenmaal, en terloops genoemd, als een voorbeeld dat de lezer, ook in een delirium, scherp moet blijven lezen. Anders gezegd: er zit heel veel in deze roman, zeker als je rustig en precies leest. Toch vraag ik me af of het drama is het verhaalheden, wat een buurvrouw over haar dochter vertelt, zo expliciet had gemoeten.

Volgens de achterflap gaat de roman over ‘een van de zwartste bladzijdes van de Ierse geschiedenis’, en dat is natuurlijk het misbruik van kinderen door priesters. Van Essen karakteriseert Tom Kettle terecht als ‘zachtaardig en woedend.’ Dat is een terechte karakterisering. Hij wil iedereen binnen zijn vermogen ter wille zijn. Op één vlak wil hij echter heel ver gaan, en dat is het beschermen, het zich veilig laten voelen van kinderen. En hoe getraumatiseerd hij ook is, hij is volstrekt open en eerlijk, tenminste tegen de lezer. Hij verbergt niets, ook zijn eigen fouten niet en laat is alles zijn liefde blijken, al doet hem dat pijn. Zou Barry daarmee een suggestie geven hoe een heel land met zijn zwarte bladzijden om kan gaan? Open, eerlijk, liefdevol trauma’s benoemen en voor de veiligheid van kinderen zorgen.

Erik-Jan Hummel

Sebastian Barry – De verre voortijd. Vertaald door Jan Willem Reitsma. Querido, Amsterdam. 240 blz. € 23,99.