Virtuoze taligheid

Met enige regelmaat laat ik in de klas een fragment zien waarin Kees Torn zijn lied ‘Nederlands-Engels – Het laatste woord’ zingt terwijl hij zichzelf begeleidt op de piano. Het is een taalkundig hoogstandje waarin Engels, Nederlands en semantiek een rol spelen. Het laatste woord van iedere regel is de Engelse vertaling van het voorlaatste woord: Het schijnt dat er een brandje in het bos wood. Daarbij presenteert hij het ook nog eens vol humor, met grappige terzijdes en relativerende opmerkingen.

Het lied staat in de bundel Mooie boel, die een ruime selectie teksten bevat van zijn negen solo-cabaretvoorstellingen die hij speelde tussen 1995 en 2012 . Het is een lust om doorheen te bladeren en zijn taalvondsten te lezen die goed passen in de traditie van onder andere Kees Stip en Drs. P. Maar weinig cabaretiers zijn in staat de taal zo centraal te stellen in hun teksten. En het knappe is dat door alle virtuositeit en taligheid de boodschap niet ondergesneeuwd raakt, wat wel eens het geval is bij grappige gedichten. Torn slaagt erin zijn melancholie vakkundig over het voetlicht te brengen. Vrolijke tragiek, iets treurigs wordt luchtig.

Meer dan erg

Ik weet nog hoe de aderen op opa’s slapen zwollen
Steeds als hij aan de Hongerwinter dacht dan werd hij kwaad
Verbeten zei hij: ‘Onze buren vraten tulpenbollen
Bij ons was er alleen maar tulpenbollensurrogaat!’

In 1994 won Kees Torn het Leids Cabaretfestival. Zijn studentikoze en schuchtere uitstraling maakten steevast deel uit van zijn conferences vol spitsvondige liederen en gedichten. In het voorwoord schrijft Jaap Bakker, die mede gezorgd heeft voor het tot stand komen van deze bundel, dat plezierdichten gaat om spelen met rijm, met woorden en met betekenissen. Voeg daar gerust het metrum aan toe, dat bij Torn altijd klopt.

Leve het onderwijs!
Mijn leraar Nederlands
Geldt als het schoolvoorbeeld
Van een sarcast

Hij bindt scholieren die
‘Aanelkaarvastschrijven’
Aan elkaar vast schrijven
Aan elkaar vast

Soms ziet het er eenvoudig uit, maar juist dat getuigt van vakmanschap. Torn toont dat speelsheid en vormvastheid juist heel goed samengaan. Ook persiflages passen bij het genre plezierdichten, zoals ‘Luchten kan niet meer / ’t Raampje zit muurvast / Luchten kan niet meer / ’t Is door corrosie aangetast’.

De grote variatie aan onderwerpen, aan langere en korte gedichten, de een serieus en de ander juist vooral grappig, laat de veelzijdigheid van deze tekstschrijver zien. En ondanks zijn wat melancholische inslag, geeft Kees Torn in de bundel zelf aan dat plezier in dichten de drijfveer is waar ‘plezierdichten’ vandaan komt. Dat de titels van zijn voorstellingen samen het acrostichon Lapmiddel vormen, zal uiteindelijk niemand verbazen. ‘Een lapmiddel is geen echte oplossing. Het is als een reservewiel om mee thuis te komen of een pleister op de wonde.’

Bij het lezen van de omvangrijke hoeveelheid teksten mis je ontegenzeggelijk de stem en de mimiek van de cabaretier, maar er is op papier meer tijd om te zien hoe knap alles in elkaar steekt. Hopelijk blijft het hier niet bij en komt er ooit nog een nieuw programma of z’n minst een aanvullende bundel.

Arjen van Meijgaard

Kees Torn – Mooie boel. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 288 blz. € 24,99.