Vacature: Vergilius (m/v/x)

Vroeger was ik historicus en vond ik de zin van mijn leven in het verleden. Zelfs de meest zonnige dagen bracht ik binnenskamers door, zittend aan een tafel, omringd door folianten en mappen. Op fiches noteerde ik wat ik interessant vond, over achttiende-eeuwse leesgezelschappen, landloperij in Kennemerland of Belgische vluchtelingen tijden de Eerste Wereldoorlog. Altijd onder de verwonderde en spiedende blikken van archivarissen: wat doet zo’n jongen hier, moet die niet in een park zitten met vrienden in plaats van in een leeszaal tussen oudere heren op zoek naar hun voorouders? Er was een archivaris die telkens zijn jongere collega ‘mijn koelie’ noemde, afwisselend liefkozend en streng, dan weer spottend en afwerend. Ik hoorde het aan alsof het theater was, zweeg. Ondenkbaar, nu.
Ondertussen haalde ik mijn doctoraal, mijn lesbevoegdheid, gaf les, werkte mee aan een lesmethode voor de tweede fase in het onderwijs, en vond mezelf politiek geëngageerd. Ik dacht mijn leven aan geschiedenis te wijden en was kritiekloos blij met de Paarse kabinetten. Ook ondenkbaar, nu.

Met de eenentwintigste eeuw brak voor mij een nagenoeg apolitieke periode aan. Bijna verbaasd kijk ik terug op de laatste twintig jaar die me veel minder scherp voor ogen staan dan de twintig jaar daarvoor. Wat deed ik al die tijd?
‘En halverwege mijn levensreis, bevond ik mij in een donker bos en de rechte weg was geheel verloren.’
De openingszin van Dantes Inferno is wat mij betreft een van de meest wijze levensinzichten die iemand ooit heeft opgeschreven, vraag maar eens aan een willekeurige veertiger of vijftiger om je heen. En vraag vervolgens of diegene het bos ook weer achter zich heeft gelaten.

Wakker worden midden in een donker bos, is dat wat Europeanen in dit decennium is overkomen? Corona, oorlog aan de buitengrens, klimaatellende, en allemaal doordesemd met fake news dat je dieper de donkerte insleurt. Op zoek naar houvast grijp ik terug op mijn oude vak. Niet om vanuit het cliché ‘de geschiedenis herhaalt zich’ het heden te duiden, maar om scherper te worden op patronen, om beter te begrijpen waar ieder vandaan komt.

Om de daad bij het woord te voegen: de afgelopen week las ik De Weimarrepubliek 1918-1933 van Patrick Dassen. Ondertitel: over de kwetsbaarheid van de democratie. Het perspectief dat Dassen in zijn boek kiest, is verrassend: er is geen rechte lijn tussen Weimar en de machtsovername door Hitler en de Nationaalsocialisten, Dassen maakt aannemelijk dat het net even anders had kunnen lopen. Van relatief kleine gebeurtenissen – twee politici die de democratie van Weimar hartstochtelijk verdedigden (Streseman en Ebert) sterven relatief jong – tot wereldomvattende gebeurtenissen zoals de beurscrash van 1929 die Duitsland extra hard treft. Maar ook de naïviteit is schokkend: verblind door eigen ambities en onderschatting van de tegenstander, dachten de machthebbers Hitler voor hun eigen karretje te kunnen spannen, op een moment dat de nazipartij al over zijn hoogtepunt heen leek.
‘Met het aantrekken van de economie, halverwege 1933 toen twee miljoen werklozen opnieuw een baan vonden, was het in januari 1933 waarschijnlijk Hitlers laatste kans om tot rijkskanselier benoemd te worden.’ In mijn exemplaar heb ik ‘laatste kans’ onderstreept.

Hadden de Van Papens en Hindenburgs van toen maar meer moreel leiderschap getoond in het zoeken naar een uitweg uit de donkerte van die tijd, met geduld, soms, en voorbij aan het eigen belang, altijd. Dante trok verder het donkere bos in en komt na de wilde beesten als eerste de schim van een oude dichter tegen, die hem werkelijk verder helpt. Behoud vertrouwen dat ook nu een Vergilius je pad kruist. Bij deze stel ik een vacature. Functie-eis: 24/7 hoopgever, geen messias.

Eric de Rooij