Elementair feminisme

De reeks Elementaire Deeltjes beoogt ‘kennis toegankelijk te maken voor een breed publiek’, in kort bestek en voor een kleine prijs. Na deeltjes over Psychoanalyse, Nietzsche, Wiskunde, Mythologie en nog 80 andere onderwerpen, heeft Els Kloek nu een deel toegevoegd over Feminisme. Ze biedt daarin een helder, chronologisch overzicht van het denken over vrouwen in de maatschappij en over hoe vrouwen zich verhouden (of vaker: zich dienden te verhouden) tot mannen.

Els Kloek begint haar overzicht terecht in de Middeleeuwen met vrouwen die hun stem verhieven tegen de heersende misogynie, zoals de usual suspects Christine de Pizan en Chaucers Wife of Bath. Haar parafrase van het middeleeuwse verhaal over de ruziënde echtgenoten (wie heeft het zwaarder, de man die moet gaan werken of de vrouw die voor het huishouden en de kinderen zorgt?) is minder bekend en tegelijk van alle tijden. Kloek benadrukt dat er in de Middeleeuwen en Renaissance nog geen sprake is van feminisme in de betekenis van een algemeen aanvaard idee van de gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, en dat dat lange tijd zo zal blijven. Het idee dat de vrouw ondergeschikt is aan de man en zo onderdeel is van een goddelijke rangorde, was praktisch onuitroeibaar.

Pas de Franse verlichtingsdenkers in de zeventiende eeuw opperden alternatieve ideeën. Zo stelde Charles de Montesquieu dat de rechtspositie van de vrouw een graadmeter is voor de ontwikkelingsfase van een maatschappij, terwijl Jean-Jacques Rousseau de noodzaak benadrukte van onderwijs voor vrouwen; daar zouden de vrouwen, hun kinderen en uiteindelijk de maatschappij vruchten van plukken. Dat is echter nog steeds een vorm van ondergeschiktheid, nu aan de maatschappij. De Franse revolutie leek even gelijke rechten voor mannen en vrouwen te brengen, maar dat bleek een illusie. Olympe de Gouges, een felle en actieve verdedigster van vrouwenrechten en schrijfster van de Déclaration des droits de la femme et de la citoyenne, een spiegeling van het grondvest van de Franse Revolutie, de Déclaration des droits du l’homme et du citoyen, moest haar activisme bekopen met de dood onder de guillotine in 1793.

Opvallend in dit overzicht is hoe vaak het ongetrouwde vrouwen zoals Olympe zijn die zich verzetten tegen de heersende onderdrukkende moraal en het gebrek aan rechten. Niet vreemd, misschien, want juist ongetrouwde vrouwen, die moesten zien te leven van hun pen of hun nering, werden dagelijks geconfronteerd met neerbuigendheid en rechtsongelijkheid. Dat vrouwelijke auteurs hun werk lang anoniem of onder pseudoniem publiceerden is dan ook niet verwonderlijk.

In de negentiende eeuw is het vooral John Stuart Mills The Subjection of Women (in het Nederlands nogal sensationeel vertaald als De slavernij der vrouw) dat grote indruk maakt. Naar verluidt las de vader van Aletta Jacobs het voor in de huiselijke kring. De Nederlandse titel maakt echter wel de link expliciet met de emancipatiebeweging van tot slaaf gemaakten die in deze tijd werd gevoerd: mensen kunnen nooit koopwaar zijn, of bezit.

Els Kloek onderscheidt vier feministische golven. Tijdens de eerste feministische golf, van 1870 tot ongeveer 1920, lag de nadruk vooral op betere rechten voor de vrouw, en niet eens zozeer op het kiesrecht voor vrouwen. Het ging vooral om het kweken van waardering voor de actieve rol die vrouwen in de maatschappij speelden, in de fabrieken, op het land, maar ook thuis. Dit was ook wat de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 duidelijk wilde maken.

Naarmate meer vrouwen gingen studeren, en actief waren in politieke partijen, kwam de rechtsongelijkheid tussen mannen en vrouwen steeds duidelijker aan het licht. Een studie met succes afronden, enkele jaren werken, dan trouwen, en meteen daarop ontslagen worden was de norm, want getrouwde vrouwen hoorden geen maatschappelijke functie uit te voeren. Bovendien waren getrouwde vrouwen handelingsonbekwaam; zo konden ze geen eigen bankrekening openen. Het is Corry Tendeloo, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, die zich hier met succes tegen verzette. De handelingsonbekwaamheid werd in 1957 afgeschaft.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam een stroom (internationale) publicaties beschikbaar. Langzaam maar zeker werd het idee dat een vrouw uitsluitend geluk en vervulling ervoer binnen het huwelijk en als moeder onderuit gehaald. Het artikel van Joke Kool-Smit, ‘Het onbehagen bij de vrouw’ in 1967 in De Gids verwoordde precies het ongenoegen van veel (gestudeerde!) vrouwen over de onmogelijkheid om werk en kinderen te kunnen combineren. Een jaar later richtte ze met o.a. Hedy d’Ancona de actiegroep Man-Vrouw-Maatschappij op, die streed voor gelijke lonen, zwangerschapsverlof, kinderopvang, een vijfurige werkdag (!), en legalisering van abortus. Dit laatste actiepunt werd overgenomen door de ‘Dolle Mina’s’, die met hun ludieke acties veel aandacht trokken. En succes hadden. Dit was ook de tijd van vrouwenpraatgroepen, de eerste Blijf-van-mijn-Lijf-huizen en de onvolprezen ‘moeder-mavo’.

Na deze tweede feministische golf volgenden nog een derde en een vierde. Want ging dit niet allemaal een beetje te veel over (goed opgeleide) witte vrouwen? En wat had iemand die als caissière werkte bij een supermarkt aan al die discussies over het glazen plafond? Later veranderde het discours opnieuw, met nu meer nadruk op seksueel geweld en het begrip gender, het idee dat vrouwelijkheid en mannelijkheid toegeschreven eigenschappen zijn en niet biologisch bepaald zijn. Gaandeweg lijken vrouwen zelfs een beetje uit beeld te raken en gaat de aandacht vooral uit naar de lhbtiqa+-gemeenschap. Tot slot concludeert Els Kloek: ‘De kern van het feminisme is nog altijd de expliciete kritiek op een als onrechtvaardig ervaren hiërarchie tussen de seksen. Die kritische houding zal de komende eeuwen ook nodig blijken, en daarom verwacht ik nog wel wat meer feministische golven’. Hopelijk is er dan ook weer iemand die zo’n helder overzicht schrijft.

Thea Summerfield

Els Kloek – Feminisme. Elementaire Deeltjes 85. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam. 159 blz. € 15,00.