Een speelse uomo universale: een nieuwe uitgave van Homo Ludens

Johan Huizinga is vooral bekend geworden als internationaal vermaard historicus. Hij wordt jaarlijks in Leiden geëerd met de Huizingalezing, waarvoor een prominente geleerde op cultuurhistorisch of maatschappijkritisch gebied wordt uitgenodigd. En op een wat aardser vlak zijn er zelfs straten en wegen naar hem genoemd. Huizinga (1872-1945) was meer dan alleen een historicus, hij was een multitalent – spreker van vele talen, gepromoveerd als taalwetenschapper, getalenteerd tekenaar, antropoloog, kunsthistoricus en de historicus die buiten Nederland het meest geciteerd is. Van Huizinga’s beroemde boek Herfsttij der Middeleeuwen (1919) is, bezorgd door Huizinga kenner bij uitstek, Anton van der Lem, in 2017 een nieuwe, integrale en geïllustreerde uitgave verschenen. Nu heeft Van der Lem daar een van Huizinga’s andere grote werken aan toegevoegd – Homo Ludens, de studie van het spel als onderdeel van de cultuur, als cultuurverschijnsel.

De nieuwe uitgave is gebaseerd op de tweede, herziene druk van het werk, waarin Huizinga’s eigen verbeteringen en veranderingen waren opgenomen. De eerste druk verscheen in 1938. Bovendien is in de nieuwe uitgave de dies-oratie opgenomen die Huizinga in 1933 in Leiden had gehouden, en die als een opmaat voor het latere grote werk beschouwd kan worden, zoals de titel van de oratie verraadt: Over de grenzen van spel en ernst in de cultuur. Bovendien is een behartenswaardige verantwoording en dankbetuiging toegevoegd, en, na een grijsgroene pagina die de scheiding markeert tussen het werk van Huizinga en dat van Van der Lem, een geïllustreerde en uiterst lezenswaardige verhandeling van Van der Lem over Huizinga en Homo Ludens, getiteld Wegwijzer.

In Homo Ludens worden veel aspecten van spel als cultureel verschijnsel behandeld; zoals spel en poëzie, spel en rechtspraak en spel en krijg. De inhoudsopgave van elk hoofdstuk voorziet meteen in een uitgebreid overzicht van de deelonderwerpen in dat hoofdstuk. Van der Lem merkt in zijn Wegwijzer op dat niet alle informatie in het boek nog relevant is, en dat sommige denkbeelden inmiddels achterhaald zijn, toch bevat bijvoorbeeld het hoofdstuk over de oorlogsvoering nog altijd veel dat actuele waarde heeft. Zo beschrijft Huizinga hoe in de loop der eeuwen het concept van eer, met alle daaraan verbonden regels plaats maakt voor een ideaal van gerechtigheid en volkenrecht. Het spel manifesteert zich dan nog steeds in zaken als diplomatieke vormen en verplichtingen tot het nakomen van verdragen. Als echter leden van die volkerengemeenschap ‘als enige norm … het belang en de macht van de eigen groep, hetzij volk, partij, klasse, kerk of staat, vooropstellen, verdwijnt … elke aanspraak op beschaving’.

Huizinga had een heel eigen uitdrukkingswijze, waarin bewust weinig is veranderd. Uitdrukkingen die nu als ouderwets of archaïsch beschouwd worden, zijn veelal gehandhaafd. Zoals bezorger Anton van der Lem schrijft, ‘aan een enkel archaïsme is nog nooit iemand doodgegaan’. Alleen de spelling is gemoderniseerd. Er is bewust afgezien van ‘verdergaande bewerking, laat staan een hertaling, die afbreuk zou doen aan zijn klassieke tekst’. Dat is ook helemaal niet nodig – de tekst leest nog altijd uiterst soepel, deels waarschijnlijk door Huizinga’s gebruik van vrij korte zinnen. Overigens zijn ook termen gehandhaafd die inmiddels niet alleen ouderwets aandoen, maar zelfs taboe zijn verklaard, en nu niet meer gebruikt zouden worden (‘natuurvolken’, ‘primitief’, ‘inboorlingen’). In zijn ‘Verantwoording en dankbetuiging’ wijdt Van der Lem een flinke alinea aan deze termen en de mogelijke (zelfs waarschijnlijke) reacties daarop, met name vanuit de sociale wetenschappen in de Engelstalige wereld. Is dit niet verwerpelijk taalgebruik, bewijs van Huizinga’s traditionele westerse superioriteitsgevoel en latent racisme? Van der Lem pareert dergelijke beschuldigingen meteen: ‘Deze heruitgave is bedoeld voor mensen van nu, verstandige mensen met de standpunten van nu, die weten wat het zeggen wil wanneer men een klassieker leest van meer dan twee generaties geleden.’

De heruitgave is een lust voor het oog, gedrukt op mooi papier in een fraaie letter, en prachtig geïllustreerd. De illustraties staan steeds op relevante plaatsen bij de tekst; vaak zijn het ook Huizinga’s eigen tekeningen. Huizinga was niet alleen een groot historicus, hij was ook een zeer talentvolle tekenaar. Van der Lem vertelt in zijn ‘Wegwijzer’ dat Huizinga als gymnasiast steeds zat te tekenen onder de lessen, veelal karikaturale portretten van de leraar, die bij zijn medeleerlingen na de les veel hilariteit oogstten. Een verzameling van Huizinga’s tekeningen is in februari 2025 onder de titel Droomgezichten, Tekeningen van Johan Huizinga uitgegeven door de University of Groningen Press. Samenstelling en toelichting zijn opnieuw van Huizinga kenner par excellence Anton van der Lem.

Huizinga was niet alleen zeer geleerd, hij was ook een integer mens, en dit schemert tussen de regels van zijn tekst herhaaldelijk door. Hij bedankt regelmatig andere geleerden die hem hebben voorzien van extra informatie voor hun ‘vriendelijke hulp’, maar haalt tegelijk de gezwollen retoriek van kunsthistoricus John Ruskin onderuit als al te oorlogszuchtig, om dat even later weer wat af te zwakken. Het is een groot goed dat zijn nalatenschap bij Anton van der Lem in zulke goede handen is.

Thea Summerfield

Johan Huiziznga – Homo Ludens. Proeve ener bepaling van het spel-element der cultuur. Bezorgd, geïllustreerd en toegelicht door Anton van der Lem. Querido Facto, Amsterdam. 464 blz. € 34,99.