Een victoriaans drama

Een jaar of tien geleden dwaalde ik op een grijze, mistige dag door Haworth, een dorp in West Yorkshire en de woonplaats van de gezusters Brontë. De mistroostigheid van het weer benadrukte de eenzame beslotenheid van Haworth en maakte het extra bijzonder om te beseffen dat juist hier literaire klassiekers met wereldse thema’s zoals Jane Eyre en Wuthering Heights werden geschreven. Slechts eenmaal in hun korte levens verlieten twee van de drie schrijvende zussen hun omgeving om voor langere tijd iets van de wereld buiten Yorkshire te zien. Over die periode schreef Jolien Janzing haar tweede roman De meester.

In 1842 gaat de zesentwintigjarige Charlotte Brontë samen met haar twee jaar jongere zus Emily naar een pensionaat in Brussel om daar les te geven, in de hoop met de opgedane kennis in Engeland een eigen privéschool te beginnen. Het loopt anders. De afstandelijke, in zichzelf gekeerde Emily kan niet aarden in een andere omgeving dan Haworth en grijpt de eerste gelegenheid (de dood van haar tante) aan om voorgoed terug te keren naar Haworth. Charlotte is wat wereldser en geïnteresseerder in de grotere wereld en blijft een stuk langer in Brussel. De belangrijkste reden daarvoor is dat zij verliefd is geworden op Constantin Heger, de belangrijkste docent op het pensionaat én de echtgenoot van de directrice.

Wat er precies gebeurde in de tijd dat Charlotte in Brussel woonde, is nooit helemaal duidelijk geworden, al zijn er brieven van Charlotte bewaard gebleven die bewijzen dat haar gevoelens voor de getrouwde docent zeer heftig moeten zijn geweest. Het inspireerde Charlotte bij terugkomst in Engeland tot het schrijven van The Professor, een roman waarvoor ze tijdens haar leven geen uitgever wist te vinden. Janzing weet in háár roman, waarvan de titel ongetwijfeld verwijst naar The Professor, een zeer geloofwaardige draai aan deze geschiedenis te geven. De steeds heviger wordende verliefde gevoelens van Charlotte voor Constantin worden zorgvuldig opgebouwd, tegen een prachtig, zeer beeldrijk historisch decor dat een goed tijdsbeeld geeft van het dagelijks leven van de negentiende eeuw. Dankzij mooie, levensechte details, zoals van een volkse kermis in de Belgische hoofdstad, geeft zij een zeer levendig beeld van Brussel. Bovendien weet zij in enkele korte hoofdstukken doeltreffend de sfeer van Haworth te beschrijven.

De meester is een onmodieuze roman geworden met een heerlijke alwetende vertelvorm, die wars is van alle contemporaine show don’t tell-onzin en de lezer zelfs rechtstreeks toespreekt. Daardoor ademt De meester een negentiende-eeuwse, Brontë-achtige sfeer. Dit wordt versterkt door de bloemrijke stijl van de schrijfster, die weliswaar Nederlandse is maar in Vlaanderen woont en wier zwierige, traditionele taalgebruik verraadt dat ze zich heeft laten beïnvloeden door haar woonomgeving. Daar wordt de roman niet slechter van.

Parallel aan de liefdesgeschiedenis van Charlotte wordt de ontluikende romance beschreven tussen de Belgische koning Leopold I en zijn maîtresse Arcadia Claret. De parallellen tussen de twee verhaallijnen worden met weinig subtiliteit benadrukt en echt noodzakelijk is deze verhaallijn wellicht niet, maar als het Janzings bedoeling is om met De meester een victoriaans aandoende roman te schrijven, dan is zij absoluut in haar opzet geslaagd, want in de negentiende eeuw gebeurde het vaak dat een roman meerdere, schijnbaar van elkaar losstaande lijnen bevatte (bijvoorbeeld Middlemarch van George Eliot). In die zin voegt deze verder boeiende en met rijke details uitgewerkte verhaallijn zeker iets toe.

De meester gaat geen hoge ogen gooien bij lezers met een voorkeur voor literaire vernieuwingsdrift, maar zal zeker in de smaak vallen bij liefhebbers van goed geschreven historische romans.

Lucas Zandberg

Jolien Janzing – De meester. De Arbeiderspers, Utrecht. 272 blz. € 19,95.