In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 20: De boeken der kleine zielen III en IV.

Wat zullen de menschen zeggen?

De familiebijeenkomsten op zondag bij mevrouw Van Lowe zullen nooit meer hetzelfde zijn. Dat is wel duidelijk aan het begin van deel drie van De boeken der kleine zielen. In deel één, De kleine zielen, kwam Constance terug naar Den Haag na een jarenlang verblijf met haar tweede man. Het schandaal van de scheiding hield haar weg van haar familie. In deel twee, Het late leven, werd haar huwelijk met Van der Welcke met de grote onderlinge strijd over het hoofd van hun zoon Addy heen beschreven. Met beide echtelieden die liefde voor een ander voelden, leek het huwelijk op spatten te staan. Alleen hun zoon hield hen bij elkaar. Nieuwe schandalen lijken op komst.

In Zielenschemering, het derde deel, valt de façade van de gelukkige familie niet meer op te houden. De dood van de minister, man van Bertha, was al een slag. De vlucht van een nichtje uit haar huwelijk naar Parijs, samen met haar broer, was een volgende. In deel drie wordt broer Ernst gek, raakt broer Gerrit verliefd op een prostituee die hij van vroeger kent, wordt broer Paul een steeds meer in zichzelf gekeerde fat met smetvrees, overlijdt de moeder van Van der Welcke, is moeder Van Lowe aan het aftakelen (‘een grandeur déchue was de familie’) en dan hebben we het nog niet over de moord en zelfmoord binnen dit deel. Er is geen redden meer aan.

Couperus beschrijft dit derde deel als een opera waarin de gevoelens hoog oplopen en het ene na het andere personage het noodlot niet kan ontwijken. En daarbij wil het ook maar niet zomeren. Elke keer barst er weer een regenbui los, hangen er donkere wolken in het zwerk, sneeuwt het en dat onstuimige weer slaat direct over op de karakters die neerslachtig of ijzig worden. ‘Buiten was het heel somber. Binnen drukte het tragische leven zwaar.’

Deel drie is misschien het heftigste deel van De boeken der kleine zielen. Meer dan in de eerste twee delen waarin Constance centraal stond, zijn het nu de familieleden waarom het verhaal draait. In het vierde deel, Het heilige weten, lijken die werelden in elkaar geschoven. Er zijn meer dan tien jaar verstreken en het middelpunt van de familie is Constance geworden die met haar man en met Addy, die arts is geworden, woont in het ouderlijk huis van Van der Welcke in Driebergen, omringd door een groot deel van haar familieleden, mensen voor wie zij zorgen. Waren ze eerst de risée van de familie, nu lijkt iedereen zich te willen warmen aan het familiegevoel dat ver van Den Haag resteert.

Binnen het gezin is het Addy die als een Jezus-figuur iedereen leidt, geneest en opvrolijkt. De jonge dokter gebruikt daarvoor zelfs hypnose. De bovennatuurlijke krachten lijken overgeërfd want al eerder bleek dat oma Van Lowe beschikte over helderziende momenten. Daar waar het ene familielid spoken ziet, kan de ander beschikken over metafysische genezende krachten. Maar hoe goed Addy ook is, zijn eigen huwelijk met Mathilde – een meisje uit een andere klasse die droomde van een mooi rijk leven in Den Haag, maar in plaats daarvan haar leven slijt in Driebergen bij een familie die haar haat, omdat zij de geliefde zoon heeft ingepikt – is even ongelukkig als het jonge huwelijksleven van zijn ouders. Naarmate de tijd verstrijkt, wordt de weemoed groter. Dat kan ook niet anders denkt een personage, omdat:

(…) nooit de verledene dingen zijn af te schuiven, en dat zij misschien om de menschen onder de grauwe luchten – de kleine menschen onder de groote luchten,-dichter hangen blijven in weemoedwolken, dan in vroolijke landen van bergen en zon en van blauw.

De boeken der kleine zielen blijft een prachtige familieroman om te lezen. Je leeft vooral met de karakters mee, je kunt er ook een beetje om lachen, maar je gaat vooral van de personages houden.

Coen Peppelenbos

Louis Couperus – De boeken der kleine zielen. Verzamelde werken, deel 20. Veen, Amsterdam, 1991 (oorspronkelijke uitgave L.J. Veen, Amsterdam, 1902 en 1903) 566 blz. (Zie hier voor het eerste deel van de bespreking.)

(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)