Voornemens

Uw inktslaaf komt nog even terug op zijn gemoedstoestand aan het einde van de kroegentocht tijdens het bezoek van de Londenaar. Toen na de laatste ronde en de afgetroggelde toegift de plafondverlichting op volle sterkte een einde maakte aan de omfloerste kleine uren, werd het al snel duidelijk dat hij hoogstens in de stemming was geweest om bijna zijn ergste vijanden te vergeven. Zijn goede voornemen zou de weg gaan van de meeste beste bedoelingen, zo niet alle. Heinz de kat: ‘Wat gaan we doen met de feestdagen?’ Zijn huisgenoot Frits antwoordt: ‘Schijnheilig, zoals elk jaar.’

De barman zette het volume van de tv aan. De herhaling van een sportgala. De verkiezing van de beste coach, ploeg en gehandicapte, vrouwelijke en mannelijke held van het jaar. De ene na de andere ‘award’ werd met een ‘and the winner is’ door een Bekend Mens uit een envelop getrokken. Een vertoning in Amerikaanse stijl, compleet met genomineerden, de rode loper, avondkleding, tv-persoonlijkheden, muzikale intermezzo’s en natuurlijk de sporters met onwennige strikjes en strapless niemendalletjes. ‘Makkelijk te volgen dat taaltje van jullie,’ zei de Brit. ‘Nooit geweten dat het in het Nederlands ook een Lifetime Achievement Award heet.’

Uniformiteit boven alles. Het officiële literaire wereldje – wat dat dan ook moge zijn – heeft wel iets weg van een Oscaruitreiking. Denk maar eens aan het Boekenbal in de hoofdstedelijke Stadschouwburg.

Terwijl de nota werd opgemaakt – nog een hele klus, de barman had de laatste twee uur ook voor zichzelf ingeschonken – haalde de Brit van alles uit de zak van zijn colbert: halve bierviltjes, reepjes krant, bonnetjes en zelfs wat toiletpapier. Ook kwamen er een paar potloodstompjes mee. ‘Die heb ik altijd bij me,’ zei hij met opmerkelijk soepele tong. ‘Waarschijnlijk om me er aan te herinneren dat er nooit een eind komt aan het werken aan een tekst, hoe sterk je ook gelooft dat het gedaan is.’ Hij liet wat steekwoorden zien die hij op de stukjes papier had gekrabbeld. ‘Een notitieboekje heb ik niet. Die verhoudt zich tot tekst als een paraplu tot de regen. Wanneer je er eentje meeneemt blijft het droog.’

De volgende ochtend – of eigenlijk iets na het middaguur, nu vooruit, tegen tweeën – stond de Brit te wachten voor het hotel. Hij is een slagje ouder dan uw inktslaaf maar oogde toch opvallend veel fitter. Aan zijn onderarm hing een paraplu. Ter afwending waarschijnlijk. Er hing een dreigende lucht.

Voor de kiosk in het station nabij het zakenhart van het land was een kraam neergezet met daarop hoge stapels van een en dezelfde pocket. Een ‘onthullende thriller over crimineel geld’. De man en de vrouw die achter de tafel zaten, ja, u raadt het al, de makers van al dat moois, doken steeds dieper weg in hun jassen, naarmate de financiële forensen, de geldwolven zeg maar, hun passen versnelden om de metro of de trein te halen, ondanks alle moeite van de folderdames en de promotiemedewerkster. Stuk voor stuk overigens het missen van een aansluiting waard.

‘Zijn de schrijvers hier zo wanhopig?’ vroeg de Brit. Ja, wat daarop te zeggen? Waarschijnlijk eerder de uitgevers en de marketingmanagers die ze krampachtig het vertrouwen blijven geven. Uw inktslaaf wacht al weer bijna drie weken op toezending van het witwasboek. Heeft hij de promotiemedewerkster niet aannemelijk kunnen maken dat hij echt besprekingen tikt? Hij zag er toch verlopen genoeg uit om voor een schrijver van middelbare leeftijd door te kunnen gaan?

Guus Bauer