Solidariteit met elkaar is het hoogste goed

De openingsscène van Een warme rug, de eerste roman van Vonne van der Meer, biedt een pessimistische boodschap: het is mensen niet gegeven gedurende langere tijd aan elkaars verwachtingen te voldoen. De vrouwelijke hoofdpersoon van het verhaal, die in haar jeugd Prikkebeen werd genoemd, staat in de aankomsthal van Schiphol en observeert de mannen en vrouwen die net als zij zijn gekomen om iemand af te halen.

vonne van der meer warme rugHet is één groot vertoon van deceptie: een jongeman propt ten einde raad zijn bos chrysanten maar in een afvalbak als zijn geliefde niet komt en een warme begroeting tussen een man en een vrouw verandert op slag van kleur als hij de belastingvrije drank uit zijn handen laat vallen. ‘Zij (keek) bitter op hem neer. Geen verwijt om een afwezigheid van een paar dagen of weken, maar jaren afstand lagen in die blik.’

Prikkebeen is gekomen om haar zus uit Canada naar haar ouders te brengen. Marita heeft twee kinderen bij zich en de boodschap dat ze gaat scheiden. Het weerzien met haar zus voert Prikkebeen in gedachten terug naar haar jeugd — en de les die uit haar herinneringen te trekken valt, ter aanvulling op die pessimistische (of misschien wel realistische) boodschap uit het begin, is dat solidariteit met elkaar nog het hoogste goed is dat mensen kunnen bereiken.

Die solidariteit krijgt gestalte in de verhouding tussen Marita en haar moeder, Prikkebeen is de buitenstaander die het verhaal in gang zet en de ontwikkelingen, die ze maar half begrijpt, op een afstand probeert te doorgronden. Dertien jaar oud, is ze bij het rolschaatsen gevallen en opgeraapt door ene Gilles, die haar thuis heeft gebracht. Gilles wordt een huisvriend en de minnaar van de moeder. Marita is de enige die het in de gaten heeft, maar ze zwijgt solidair. Bijna in ruil voor het vertrouwen lost de moeder Marita’s problemen op als die een abortus moet ondergaan — zonder de vader erin te kennen.

Hoewel het verhaal in Een warme rug op zichzelf niet opzienbarend is, beschikt Vonne van der Meer, die in 1985 debuteerde met de verhalenbundel Het limonadegevoel waarvoor ze de Geertjan Lubberhuizenprijs kreeg, over een zo geraffineerde stijl en zoveel gevoel voor het doseren van haar gegevens dat ze het een bijzondere allure weet te geven. Dat doet ze enerzijds door de vorm die ze heeft gekozen: een inleiding en een uitleiding waarin we het gezin bijeen zien, met daar tussenin Prikkebeens jeugdherinneringen. Anderzijds door beeldend en vol sfeer de relaties tussen de hoofdpersonen te tekenen: vooral de scène waarin Prikkebeen probeert Gilles te verleiden, in een bontjas met niets daaronder, is een knap staaltje van beschrijvingskunst.

Allicht mislukt Prikkebeens opzet. Gilles tuint er niet in. Als hij vervolgens van de vloer verdwijnt, kan Prikkebeen tenminste nog schuldgevoel koesteren: hij is vertrokken omdat zij zich zo heeft aangesteld. Niets is minder waar natuurlijk, de enige die met problemen achterblijft is de moeder. Haar verwachtingen zijn aan duigen, wat het leven haar nog biedt is een altijd afwezige man die uiteindelijk een beroerte krijgt en een film uit vroeger dagen waarop Gilles vriendelijk tegen de camera lacht. Aandoenlijk is het slot, als moeder pretendeert zich haar minnaar niet meer te herinneren, terwijl haar hoofd vol moet zijn van de gedachte hoe anders het had kunnen zijn. Een mooi boek.

Anton Brand

Vonne van der Meer – Een warme rug. De Bezige Bij, Amsterdam. 128 blz.

Deze recensie verscheen eerder in het Nieuwsblad van het Noorden, 22 mei 1987.