‘Het leven is zo dun als een gewet lemmet. De rest is God’

Was het eerste deel van John Bergers trilogie De vrucht van hun arbeid, over de bewoners van het Franse bergdorp waar hij was gaan wonen, nog een postmodernistisch vormgegeven amalgaam van poezie, beschouwing en vertelling over het verdwijnende boerenleven; in het tweede, Ver weg in Europa uit 1987, verzamelde hij een aantal relatief traditionele liefdesverhalen over zijn dorpsgenoten.

Het sleutelwoord is aanvaarding; alles wat gebeurt, gebeurt en daar doe je als mens verder weinig aan, of je kudde schapen nou door de bliksem wordt uitgeroeid dan wel je verliefd wordt op een dame uit de grote stad die in het dorp is komen wonen. Die levenshouding komt voort uit de aarde, de grond, of misschien uit de geest die er waait, want voornoemde dame is dan wel getrouwd, ze geeft zich zonder schroom en in alle openheid aan de ruwe Boris, die al even achteloos herhaalde malen de liefde met haar consumeert en als het onvermijdelijk over is dood neervalt. Als het verhaal uit is, barst een sneeuwbui los:

‘Alles verdwijnt in het wit, zelfs de lucht. Als je met deze wind door de velden loopt, buiten de beschutting van het dorp, dan zijn binnen een minuut je wangen verijsd, en als je niet schuilt wordt de pijn in je schedel zo hevig als bij een hersenschudding.
Wie gelooft dat het kwaad niet bestaat en dat de wereld van nature goed is moet vannacht het open veld inlopen.
Op een avond als deze is een spelletje kaart als een bed dat naar het midden van de kamer is gesleept. We zitten met z’n vieren dicht bijeen en spelen belote. Bij het licht van de twee kaarsen kunnen we net de kaarten in onze handen zien. La patronne zet haar bril op. Soms haalt ze een knijpkat uit haar zak om het verschil te zien tussen harten en ruiten.’

Rode draad in de drie delen is dat het primitieve en ogenschijnlijk eeuwig onveranderlijke landleven verdwijnt en oplost in de moderne wereld. Dat Boris onbekommerd zijn stadse blondine neukt is niet meer dan een achterhoedegevecht, zoals we in het derde deel kunnen lezen. Werken op de boerderij maakt plaats voor fabrieksarbeid en het leven in een denkbeeldig Troje, de dystopische grote stad waar het derde deel, Sering en Vlag uit 1990, zich afspeelt en waar de misdaad welig tiert, willekeurige reizigers op een perron zomaar met een mes worden afgeslacht en het lompenproletariaat met hard werk, hosselen en kleine criminaliteit aan de kost komt. De verteller is een oude vrouw in het dorp – de ondertitel, Bakerpraat over een stad, verwijst ernaar – die tegelijkertijd alwetend is; een zieneres, heks, magier, zegt u het maar. Voor de letterkundige puzzelaars valt er toch al genoeg te genieten; zo vaart er een wit schip (de dood!) voorbij en speelt de diefstal van een voorraad paspoorten een rol (identiteit!). Etc.

Drie boeken die qua vorm nogal van elkaar verschillen en toch als samenhangende trilogie onder eenzelfde titel worden gepresenteerd, dat doet een onderliggend thema vermoeden, en dat is niet de verderfelijke ondergang van alles wat rein en proper is door de verderfelijke invloed van het wereldwijde kapitalisme. Dat is maar goed ook, pamfletterige boekjes met goedkope meninkjes hebben we al genoeg; een troost is dat ze vrijwel allemaal binnen de kortste keren op de mestvaalt van de geschiedenis belanden. Het mooie is nou juist is dat de marxist Berger zich niet tot simpele agitprop laat verleiden, maar op verschillende manieren de strijd om het bestaan die zijn personages voeren aanvliegt, waarbij het uiteindelijk niet eens zoveel uitmaakt of dat in de stad of de alpage gebeurt, net zomin als met het verstrijken van de tijd de dingen beter worden – of slechter.

Enno de Witt

John Berger – De vrucht van hun arbeid, deel 2/3 (Ver weg in Europa/Sering en Vlag) – Uitgeverij Schokland – 170/180 blz. – € 21 per deel.