De nieuwe roman van Arthur Japin is volstrekt anders dan zijn voorgaande werk. De kenmerkende schrijfstijl is in De man van je leven nog steeds aanwezig, maar die is hier ook licht en soms komisch van toon. Toch behoudt Japin zijn gevoel voor bitterzoet drama. Op televisie zag hij een terminale vrouw die een nieuwe partner voor haar man zocht, een vervangster voor zichzelf. Dat uitgangspunt maakt De man van je leven toch tot een beladen verhaal.

Tilly en Markus wonen in een fijn eilandhuis en hebben lange, diepgaande en aangename relatie. Dat is de teneur van het verhaal als de lezer er induikt. Maar er is iets niet in de haak. Tilly is ziek, erg ziek, en heeft niet lang meer te leven. De dood speelt letterlijk een rol in De man van je leven, en die kijkt mijmerend en analyserend over haar schouder mee. Tilly wil ervoor zorgen dat Markus na haar dood niet alleen achterblijft. Ze maakt, zonder zijn medeweten, een datingprofiel van hem aan waarin hij zichzelf als weduwnaar voordoet. De vrouw die reageert, Iris, en bij het eilandhuis aankomt, heeft geen flauw benul waarin ze terechtkomt. Ze hebben echter alle drie hun waarheid, en die wordt naarmate het verhaal vordert stukje bij beetje ontrafelt. Japin plaatst zijn personages als pionnen op een schaakbord en schuift tot de verhoudingen voor niemand meer zijn wat ze lijken. Tzum spreekt de auteur in Utrecht.

De man van je leven verschilt enorm van de andere Japins. Is dat een bewuste keuze?

Over het algemeen doe ik veel dingen niet bewust, maar in dit geval deed ik dat wel. Mijn vorige roman Maar buiten is het feest is een beladen verhaal over incest. Ik had gesprekken met Karin Bloemen, op wier jeugd het boek gebaseerd is, en leefde mij daarin in. Het was een intens proces. Nadat de roman verscheen werd ik tijdens lezingen met altijd wel vier of vijf aanwezigen geconfronteerd die hetzelfde hadden meegemaakt. Ik heb mensen bij mij thuis gehad om erover door te praten, gewerkt met hulpverleners die het boek nu gebruiken in hun therapie. Ik wilde toen dat eenmaal voorbij was absoluut iets luchtigs doen.

Dat was het leukste aan het schrijven van De man in je leven, het leggen van die puzzel en ervoor zorgen dat steeds een ander op voorsprong komt en de onwetende persoon blijft rouleren.

Wanneer diende het idee voor De man van je leven zich aan?

Dat gebeurde twintig jaar geleden, toen mijn eerste roman nog niet was verschenen. Ik zag een gesprek op televisie, dat me het idee gaf voor een half uur drama en vervolgens een toneelstuk. Het uitgangspunt was toen een komische situatie. Terwijl ik bezig was met Maar buiten is het feest zocht ik naar een luchtig gegeven en daarom heb ik dat idee weer opgepakt, dat moet ergens in 2012 zijn geweest. Vergeleken met mijn andere werk was het een simpel gegeven. Er zijn drie mensen die op één plek zijn. Ik had geen ingewikkelde research nodig naar andere tijden, muziek of mensen. Het verhaal speelt hier en nu en is rustig en overzichtelijk. Ik had daar erg veel zin in, ik wilde plezier hebben en ermee kunnen lachen. Die insteek koos ik bewust.

De man van je leven
De man van je leven

De man van je leven is licht van toon, en hoewel het soms komisch is, doet het ook zwaar aan. Had je dat in eigen hand?

Ondanks een duidelijk uitgangspunt is het altijd maar de vraag hoe het verhaal zich verder ontwikkelt. Het is ten slotte vooral door de aanwezigheid van de dood een behoorlijk zwaar verhaal geworden, die was twintig jaar geleden nog niet aanwezig. Ik had niet voorzien dat hij erin sloop, dat deed hij zelf, zoals veel dingen in verhalen vanzelf gebeuren omdat bepaalde zaken iets in werking zetten en daar aanleiding toe geven. In dit geval gebeurde het vanwege een voorval in mijn eigen leven. Gelukkig hoor ik van mensen dat ze om dit verhaal hebben gelachen. Ik heb dan ook bewust gekozen voor die lichte toon, het spelen met clichés, de komedie en de klucht.

Dat woord op de flaptekst springt eruit: klucht.

Een klucht is een theatervorm waarin de verwarring centraal staat. Het kent een bepaalde opbouw en de humor wordt letterlijk geboren uit een situatie. Ik ben samen met jou in een ruimte en weet iets wat jij niet weet. Achter een deur staat iemand anders waarvan jij geen weet hebt. Het is een farce, waarbij een persoon een stap maakt zodat de ander achterop raakt en in onwetendheid achterblijft. In die zin is het een technische puzzel. Dat was het leukste aan het schrijven, het leggen van die puzzel en ervoor zorgen dat steeds een ander op voorsprong komt en de onwetende persoon blijft rouleren. Die lijnen en regels heb ik voor De man van je leven gebruikt.

Mannen als hoofdpersoon interesseren mij over het algemeen minder dan vrouwen. Ze hebben simpelere motieven en minder diepe drijfveren en zijn daarom minder minder interessant om uit te pluizen.

Je schrijft veel historische romans, maar De man van je leven heeft zoals je aangeeft een hedendaags uitgangspunt. Hoe zag je researchproces er ditmaal uit?

Normaal gesproken doe ik onderzoek om het karakter van een personage beter te begrijpen. Dat was bij De zwarte met het witte hart heel ingewikkeld omdat daar bij aanvang niets over bekend was. Voor Vaslav was het makkelijker omdat daar juist heel veel over geschreven is én omdat ik ik er zelf veel van wist. Ook dat verhaal kende overigens een lange aanlooptijd, dat is toen ik twintig was begonnen als toneelstuk. Bij De man van je leven kon van research geen sprake zijn omdat de karakters al bestonden. Ik heb wel technisch onderzoek gepleegd naar bijvoorbeeld de schelpen.

Heb je zelf iets met schelpen of gebruik je die puur voor het verhaal?

In de tijd waarin ik door de NPS werd gevraagd om een half uur drama te schrijven had ik weinig om handen. Op een dag was het mooi weer en besloot ik naar zee te gaan. Daar liep ik over het strand zoals mensen dat doen, schelpen vertrappend zonder daar bij stil te staan. Opeens lag hij daar.

Het was geen pinna, zoals de schelp in De man van je leven, maar wel een bijzonder exemplaar waardoor dit verhaal voor mij tot leven kwam. Het was een opvallende schelp die je hier nooit ziet.

Jaren later bezocht ik met met mijn vriend Lex in Brazilië het museum voor natuurlijke historie. We troffen daar diezelfde schelp aan. Het onderschrift las dat die alleen voorkomt in de Indische oceaan, maar ik heb die schelp toch echt in Zandvoort gevonden.

Het idee van de schelpenverzameling van Tilly en Markus komt daar vandaan. Een schelp is gesloten en broos, zoals hun huwelijk. Ook al is het leven er al lang uit, het omhulsel oogt nog altijd even mooi.

Geniet je van onderzoek plegen?

Momenteel werk ik aan een verhaal dat speelt tijdens de belle èpoque in Parijs, wat een heerlijk en aparts tijdsgewricht met zulke gekke mensen is, dat is heel leuk en inspirerend om je in te verdiepen.

Het kan echter ook saai zijn. Bijvoorbeeld als ik de archieven induik en na twee uur ploeteren nog steeds niets heb gevonden en toch verder moet. Het moment waarop ik op iets stuit waardoor een personage tastbaar wordt en tot leven komt is echter altijd geweldig.

Foto: Tessa Posthuma de Boer
Foto: Tessa Posthuma de Boer

Je romans zijn nooit voetnootapparaten. Hecht je veel waarde aan feitelijke correctheid?

De feiten heb ik nodig om de figuur te doorgronden. Het gaat me uiteindelijk niet om de feitelijke maar om de emotionele chronologie. Mijn nieuwsgierigheid gaat uit naar de geschiedenis voor zover die van belang is voor de karakters. De zaken die ik niet kan vinden, duid ik door middel van fictie. Als ik in het hoofd zit van een karakter snap ik zijn of haar logica, dan kloppen zelfs de dingen die ik verzin.

De personen in De man van je leven zijn twee vrouwen en een man die een driehoeksverhouding hebben. Waarom niet drie mannen?

Ik heb daar eigenlijk niet over nagedacht omdat de vrouw van televisie mij tot dit verhaal aanzette, zo simpel is het. Bovendien denk ik niet dat het met drie mannen zou werken. Mannen als hoofdpersoon interesseren mij over het algemeen minder dan vrouwen. Ze hebben simpelere motieven en minder diepe drijfveren en zijn daarom minder minder interessant om uit te pluizen. Vrouwen maken veel meer slagen in hun gedachten en gevoelens. Maar goed, als ik een man op televisie had gezien was ik wellicht die kant op gegaan, maar over het algemeen snap ik mannen te goed, dat maakt de uitdaging niet groot genoeg.

Ik hou niet van nadenken, plannen en uitpluizen; daar kan alleen maar ellende van komen.

Hoewel De man van je leven sterk verschilt van je andere romans is de schrijfstijl dezelfde. Komt die natuurlijk of ben je daar erg mee bezig?

Op mijn rug heb ik een grabbelzak met allerlei informatie; boeken, films, muziek, schilderijen. Daar haal ik tijdens het schrijven van alles uit, ik grabbel wat in die zak en neem gevoelsmatig wat ik wil gebruiken. Dat intuïtieve is nodig, want als ik over dat soort zaken nadenk zou ik nooit zomaar iets pakken. Dat is wat je herkent als je mijn boeken naast elkaar legt. Ik zou het niet bewust kunnen doen, want ik hou niet van nadenken, plannen en uitpluizen; daar kan alleen maar ellende van komen.

Je schrijft, maar doet nog heel veel meer. Zie je jezelf als een schrijver?

Jawel, het werd een noodzaak om het verhaal van De zwarte met het witte hart te vertellen, vanaf dat moment ben ik schrijver geworden. Alle dingen die ik doe zijn manieren om mezelf herkenbaar te maken, of dat nu dansen, acteren, componeren, teksten schrijven of zingen is. Veel andere dingen die ik tussen de romans door doe zijn pogingen om niet in het schrijverschap gevangen te raken. Ze worden ook geboren uit de behoefte om mezelf weer op te laden.

Ik ben lang bezig met een verhaal en steek daar al mijn energie in. Op een gegeven moment moet ik ergens nieuwe moed vandaan halen. Dat is vaak het moment waarop iemand met een leuk of gek idee langskomt. Vooral gekke ideeën slaan bij mij snel aan. Al die andere zaken geven mij de rust, inspiratie en tijd om na te denken over met wat voor een verhaal ik daarna verder wil.

De ideeën voor romans ontstaan buiten mezelf, denk ik, en ik loop daar tegenaan, waarna het de nieuwsgierigheid is die een verhaal geboren laat worden.

Japin bij het Groninger Museum. Foto: Coen Peppelenbos
Japin bij het Groninger Museum. Foto: Coen Peppelenbos

Begin oktober ging het theaterstuk Absinthe in première en aanstaande maart gaat Vaslav de planken op. In hoeverre lopen alle activiteiten door elkaar heen?

Die probeer ik gescheiden te houden. Het is niet zo dat ik ’s ochtends aan iets anders werk dan ’s middags. Ik maak graag een periode vrij voor een project, wat een bepaalde druk met zich meebrengt, maar wat prettig werkt omdat het tot producten leidt. Ik zou graag zonder die druk zijn, maar als die er niet was deed ik het allemaal niet, dan zou ik jaren aan één boek werken en misschien verveeld raken. Dat heb ik liever niet, want ik wil mezelf vooral blijven prikkelen.

Je was twaalf toen je vader zelfmoord pleegde. Heb je op het gebied van taal en schrijven nog veel kunnen opsteken van je vader of het clubje schrijvers dat langskwam?

Jazeker, maar dat kwam niet zozeer vanwege die andere mensen. Mijn vader had een populair radioprogramma over taal dat hij maakte en presenteerde, en was constant op zoek naar materiaal. Ik mocht hem daar graag bij helpen. Als een brief van school vol taalfouten op de mat plofte werd dat een stukje in het programma. Daarmee begon voor mij een belangrijk deel van mijn taalverwerving. Ik was altijd bezig met hoe de taal werkt en hoe mensen daar fouten in maken. Ik werd daar heel nadrukkelijk op gewezen. Mijn ontwikkeling in die richting begon al heel vroeg, maar ik wilde helemaal geen schrijver worden.

De dood lijkt me eerlijk gezegd heerlijk, een geweldig avontuur als een prachtige beloning voor het leven.

Waarom wilde je geen schrijver worden?

Mijn vader was schrijver en kreeg veel schrijvers over de vloer, de ene nog ellendiger en ongelukkiger dan de andere, en dat was bepaald geen reclame voor het schrijverschap. Een van die auteurs groeide krom omdat hij aan de ziekte van Bechterew leed. Uiteindelijk is hij gestikt omdat zijn longen geen ruimte meer hadden. Daaruit maakte ik op, plus het feit dat mijn vader zelfmoord pleegde, hoe erg die mensen eraan toe waren. Dat was mijn beeld van schrijvers.

Ben jij wél gelukkig?

Ja, ik ben niet zo’n schrijver geworden als degenen die mij afstootten. Je hebt mensen die bij elkaar klonteren, wellicht juist vanwege hun ongeluk of ontevredenheid in het leven. Toevallig kwam ik in aanraking met zo’n club mensen, maar er zijn natuurlijk ook veel leukere groepen waar men wel gelukkig is. Nee, het zijn van een schrijver is geen straf.

De zwarte met het witte hart, Vaslav, Maar buiten is het feest
De zwarte met het witte hart, Vaslav, Maar buiten is het feest

De dood in De man van je leven verwondert zich over de verbazing van mensen als hij intreedt. Wanneer dacht jij voor het eerst aan de dood?

Toen ik een jaar of acht was, denk ik. Mijn vader was in de war en huilde veel. Op een dag lag hij huilend op de grond en ik kroop bij hem.

Ik vroeg hem, waarom huil je?

Hij zei, ik ben zó verschrikkelijk bang om dood te gaan, heb jij dat niet?

Dat is natuurlijk een gekke vraag voor een kind, want een kind heeft dat niet.

Nee, zei ik, dat heb ik helemaal niet.

Hij antwoordde, oh, dat komt nog wel.

Vanaf dat moment heb ik altijd opgelet of de dood zou komen. Dat is nooit gebeurd. Ik zie het wel bij anderen, iedereen verdringt het, ik zie hoe iedereen het weglacht en ermee omgaat.

Het is vreemd dat mensen door de dood worden verrast. Gisteren, maandag 21 oktober, zat ik in een uitzending toen bekend werd dat Thomas Blondeau is overleden. De reacties luidden, het is veel te jong, en, hoe is het mogelijk?

Voor de mensen rondom de overledene is het altijd te vroeg, de timing is nooit goed, maar het is juist het meest logische wat er is, we zijn zo breekbaar dat het ten alle tijden goed mogelijk is dat iemand doodgaat. Maar omdat mensen er niet over durven denken, worden ze er altijd door verrast wanneer het zover is. Volgens mij was het Plutarchus die het voorbeeld geeft van een man die zijn zoon verliest en tegen de mensen die hem troosten zegt: maar ik heb nooit gedacht hij onsterfelijk was.

Ben je bang voor de dood?

Niet voor het niet meer aanwezig-zijn, nog steeds niet, maar wel voor de dingen die ermee te maken hebben, de pijn en het afscheid. Ik heb een heerlijk leven, maar het dagelijkse leven is best zwaar, het is een vermoeiende klus om er altijd voor te zorgen dat alles aan het einde van de dag goed is. De dood lijkt me eerlijk gezegd heerlijk, een geweldig avontuur als een prachtige beloning voor het leven. Het kan moeilijk erger zijn dan geboren worden, dat is pijnlijk en angstig, alleen dat weten we niet meer. Die bedachte clichés zijn onzin. Zoals dat mensen alleen worden geboren en alleen sterven. Wat was dat enorme lijf dan waar je uitkwam?

Het zijn de twee belangrijkste dingen in het leven, geboren worden en sterven. De geboorte heb ik niet bewust meegemaakt, dus daarom lijkt het mij prachtig om de dood wel ten volle te ervaren.

Dit heeft ook met mijn vader te maken. Toen hij zelfmoord pleegde verbleef ik met mijn moeder in Engeland. We mochten in plaats van met de boot snel met het vliegtuig naar huis. Ik had nog nooit gevlogen en had er geen weet van hoe dat zou zijn. Het zou een betekenisvolle vlucht worden.

Toen het toestel versnelde om de lucht in te gaan werd ik in mijn stoel gedrukt. Ik vond dat heel eng. Er was echter niets meer aan te doen. Ik zat in die stoel en het vliegtuig steeg op. Ik moest mijzelf er wel aan overgeven.

Halverwege het kanaal begon ik te begrijpen wat zijn dood voor mijn leven betekende, wat er zou veranderen, wat er was gebeurd. Dat moment van opstijgen is altijd verbonden gebleven met het moment waarop mijn vader moet hebben gedacht, ik durf niet, ik wil eigenlijk niet door, maar ik leg mij erbij neer en laat het maar gaan.

Ik hoop dat het sterven zal zijn als het moment waarop ik in die stoel werd gedrukt. Dat ik zal denken, het is eng, ik wil het niet, maar het gebeurt, dus ik ga maar achteroverliggen en laat het het los. Dat bedoel ik met het bewust meemaken van de dood. Ik kan daar echt naar uitkijken, dat is die nieuwsgierigheid van mij weer.

De dood speelt een essentiële rol in De man van je leven, maar was er twintig jaar geleden niet. Hoe is hij in het verhaal gekropen?

Hij stond vorig jaar opeens in mijn kamer te wachten. Ik ga niet vertellen hoe of waarom, maar hij verscheen terwijl ik twee dagen met De man van je leven bezig was. Het was een heftige verandering in ons leven, Lex voelde het ook. Sindsdien wandelt de dood mee, en daarom heeft hij zo’n allesoverheersende rol gekregen.

Vlak voor een lezing in Delft was van tevoren een aantal mensen uitgenodigd om mee te eten. Onder hen bevond zich een chirurg in ruste wiens vrouw was overleden. Hij was een ontzettend leuke en spirituele man, vol verhalen en anekdotes. We begonnen een geanimeerd gesprek waarbij ik vroeg hoe het met hem ging.

Slecht, zei hij.

Hij kon er nog steeds niet mee overweg dat zijn vrouw dood was.

Maar, zei hij, ik heb de dood ter verantwoording geroepen en dat heeft mij enorm geholpen. Kom eens hier, ik moet met je praten, had hij tegen de dood gezegd.

En de dood was verschenen. Ze hadden het erover gehad, waarbij de dood de chirurg uitlegde dat diens vrouw met hem flirtte, dat ze het eigenlijk al wilde.

De dood zei hem ook nog, de meeste mensen zijn bang van mij, maar jij spreekt mij aan. Dat is ontzettend fijn, want nu kan ik het tenminste uitleggen. Mag ik, voordat ik je kom halen, nog eens langskomen om wat te praten?

De chirurg antwoordde bevestigend. Hij vertelde dit alles aan de tafel waaraan we aten, en legde uit dat de dood oogde als een gemiddeld mens, met uitzondering van het gezicht, dat onduidelijk bleef.

Ik vind het heel logisch dat je van de dood een voorstelling moet maken als je in een situatie komt waarin hij reëel wordt. Dat doe je in een vorm waarin je de meeste dingen in je leven hebt meegemaakt, namelijk de mensen met wie je in gesprek kan gaan.

Hetzelfde geldt voor Tilly uit De man van je leven. In haar leven is de dood zo dwingend aanwezig dat er nog maar een zekerheid overblijft. Dat is hij, de dood, die op haar wacht.

Arthur Japin – De man van je leven (gebonden), Arbeiderspers, 240 bladzijden, €19.95

www.arthurjapin.nl