Netjes opzitten en afwachten is geen optie natuurlijk, voor een nieuwsgierig mennenke als ik, dus onmiddellijk nadat ik de verzamelde pornogedichten van E. du Perron heb besteld zet ik mij aan het diepgaander afstruinen van internet op zoek naar de herkomst van het poëtische citaat over de natte droom waarin Elizabeths ‘lippen soppig knijpen in mijn lul’. Want het is op zijn zachtst gezegd merkwaardig dat er maar drie verzen worden geciteerd, en dat op slechts twee sites – beetje weinig voor een beroemd auteur als Du Perron.

Hoera! Een derde melding van de gezochte verzen, diep in de onderbuik van het wereldwijde web, in de zevende ring van de hel: op de abjecte site GeenStijl, in een reactie op het 15 juli 2006 online gezette stuk ‘Lieve Heleen’ van Luuk Koelman, haalt ene wlgrp maar liefst drie terzinen aan (de eerste waarvan de drie regels zijn waarvoor ik een gedrukte bron zoek om te vermelden in noot 13 van mijn op punt van verschijnen staande boek Alleen de titel is nog niet af):

Elizabeth, je mond zoo vochtig-rood van kleur,

heb ik nog liever dan je voor- en achterdeur.

O, laat je lippen soppend knijpen in mijn lul.

Jouw donzen kut, zoo geurend broos, lik ik dan nat

en vurig vinger ik je in je natte gat,

opdat jij schijte en ik j’aarsje straks weer vul.

O, lik mijn ballen, neem ze beide in je mond

en laat je tong doordringend wentlen in mijn kont:

proef uit mijn toverstaf mijn zoete tooverspul.

In zijn onmiddellijk op deze eerste reactie volgende tweede reactie citeert wlgrp – als gebruikelijk onder GeenStijl-reaguurders en andere extreemrechtse idioten blijkbaar te laf om onder eigen naam dingen op internet te zetten – nog wat pornografische poëzie:

Geef haar flink op d’r test, want ze heeft me geflest

blaas er hard tegenaan als een fikse orkaan,

draai haar rond aan d’r kont,

maak haar dol als een tol.

Laat haar plotseling los

op haar vlucht door de lucht,

ja, dan komt ze, gespreid met de twee benen wijd,

elegant op mijn leuter geland.

Voor beide citaten geen bronvermelding, zelfs geen auteur. O wacht: ruim een uur later meldt wlgrp:

De eerste, die van Elizabeth etc., is van WC Kloot van Neukema; het pseudoniem van E. du Perron.

De tweede is [v]an Eveline Brandt, gepubliceerd in de Groene Amsterdammer.

Een halve bronvermelding dus, voor de helft van de teksten. Maar niet gezeurd en in De Groene Amsterdammer naar het Brandt-citaat gezocht.

Uit De Groene Amsterdammer van 12 juli 1995, Nummer 28, het begin van het artikel ‘Onstuimige oudheid’:

‘GEEF HAAR flink op d’r test, want ze heeft me geflest/ blaas er hard tegenaan als een fikse orkaan,/ draai haar rond aan d’r kont,/ maak haar dol als een tol./ Laat haar plotseling los/ op haar vlucht door de lucht,/ ja, dan komt ze, gespreid met de twee benen wijd,/ elegant op mijn leuter geland.’

door Eveline Brandt

Komt dit fragment uit a) Remco Campert, dichter b) Nieuwe obscene poezie van Anne Vegter c) De laatste voorstelling van Jules Deelder of d) Mieke Maaikes obscene jeugd van Louis Paul Boon? Nee, het was Aristofanes die in de vijfde eeuw voor Christus Vrouwenstaking (Lysistrata) schreef, een toneelstuk waarin de vrouwen van heel Griekenland proberen vrede af te dwingen door een seksstaking: ‘Tja, het is godskolere lastig voor een vrouw/ in slaap te vallen zonder een goeie beurt vooraf./ Maar goed, het moet wel: vrede is dit offer waard.’

Aristofanes is – met veel van zijn tijdgenoten – weer helemaal terug. Afgestoft en met zichtbaar genoegen vertaald door Hein van Dolen, uitgegeven door Querido.

Het moge duidelijk zijn: GeenStijl is als bron volstrekt onbetrouwbaar, GeenStijllezers – en -reaguurders – kunnen niet lezen: de in de tweede reactie aangehaalde verzen zijn niet ‘[v]an Eveline Brandt’, maar van Aristofanes (in de vertaling van Hein van Dolen). Zijn de regels in de eerste reactie dan wel toegeschreven aan de juiste auteur, werden die schunnigheden gedicht door E. du Perron? Een terechte vraag, want de post van wlgrp – gedateerd 16 juli 2006 – is namelijk de eerste melding van deze verzen op internet. Het zal toch niet zo zijn dat literatuurgeschiedenis.nl (de tweede internetpublicatie van deze verzen) het van GeenStijl heeft overgenomen, waarna literatuurcriticus Jaap Goedegebuure het op gezag van literatuurgeschiedenis.nl aanhaalde in zijn praatje voor het symposium over pornografie en literatuur waarover congresrecensent Dennis Koopman berichtte in zijn stuk over die bijeenkomst in Metaal. Tijdschrift voor Leidse neerlandici, de derde online-bron die de aangehaalde verzen toeschrijft aan Du Perron? Kon Goedegebuure bij het drukklaar maken van zijn tekst voor het boek Pornografie in de Nederlandse literatuur geen papieren bron vinden – net als ik – en nam hij daarom die drie verzen niet op in de gepubliceerde versie van zijn lezing?

En dan nog een vraag: citeert wlgrp wel correct? Volgens Dennis Koopman gaat het immers om enkele regels uit een sonnet, terwijl het citaat van wlgrp drie terzinen bevat – onmogelijk als het een sonnet betreft. Of ligt de fout bij Koopman, heeft hij niet goed opgelet tijdens het praatje van Goedegebuure?

Vragen vragen maar antwoorden niet. O, plofte de bestelde verzamelde pornografische poëzie van Du Perron maar op de mat – ik ga ervan uit dat in die uitgave alle antwoorden te vinden zijn.

(wordt wederom vervolgd)

Karel ten Haaf