Gisteren werd het derde deel gepresenteerd in de Tzum-reeks: Alleen de titel is nog niet af van Karel ten Haaf. Ter gelegenheid daarvan hield Nick ter Wal, eigenaar van het Artistiek Bureau een laudatio.

De huid en het vlees

Ik werk in een antiquariaat, en als er eens een week passeert waarin geen boek wordt verkocht, gaat mijn baas op zijn stoel staan en vraagt hij aan mijn collega en mij: ‘Willen jullie meer of minder lezers?’ Waarop wij antiquaren, zeventien keer, het enige juiste antwoord scanderen.

Minder!

foto 4Want lezen houdt maar af van kopen. Dat is een citaat uit De bibliofiel (1980), Gerrit Komrijs meesterlijke liefdesverklaring aan het boek. De bibliofiel is volgens Komrij geen fijnproever, maar een veelvraat: een jager die zich in bochten wringt om zijn prooi te overmeesteren, maar zijn verse prooi vervolgens straal negeert, op zoek naar een nieuwe buit. Van lezen komt het niet. Het gaat de bibliofiel om de buitenkant en om het bezit. De conclusie van Komrij: Wee het boek dat in de handen van een bibliofiel valt! Het blijft dood zolang zijn baas leeft.

Toen Jan Greshoff nog een veelbelovend schrijver was, ver voor de oorlog dus, noteerde hij deze mooie zin in Over den Omgang met Boeken (1929): Een boekenkast is òf een harem òf een kerkhof.

Als dat de opties zijn, dan is bij Karel ten Haaf de keuze snel gemaakt.

Karel is de uitzondering op de regel: een bibliofiel die leest. Hij schaamt zich er niet eens voor. Karel bemint ook de binnenkant van het boek. Hij keert het boek binnenstebuiten. Hij leest werkelijk alles: flapteksten, motto’s, verantwoordingen, rugtitels, disclaimers. En tijdens het lezen van een boek telt hij voor de zekerheid de pagina’s na.

Alle andere bibliofielen jagen op verguld lederen banden, Romeins genummerde exemplaren, met de hand ingekleurde illustraties. Deze bibliofielen willen bibliofiele boeken en ze naaien elkaar op tijdens de jacht. Ze prijzen het fraaie bindwerk, maar weten niet eens waar het boek over gaat. Karel negeert ze. Hij wil de huid én het vlees.

Het is Karels talent om een gewoon boek als een bibliofiel boek te zien. De tweede druk die de doorsnee bibliofiel links laat liggen wordt door hem bemind. Als iedereen er overheen leest, ziet hij de weggevallen opdracht of het onjuiste jaartal in de drukgeschiedenis.

Hij laat boeken ademen en leven, maar reanimeert ook onuitgegeven manuscripten. Zijn grootste vondst tot dusver is een onbekende novelle van Vaandrager, die dankzij Karel voor het eerst in druk kon verschijnen bij een obscure uitgever hier ter stede.

In de eeuw van de e-reader zie ik twee zich van elkaar verwijderende groepen: de swipers en de perkamentpoetsers, de lezers en de bibliofielen.

Karel staat met één been in elke groep. In een spagaat – wat, als ik zijn poëziedebuut Meisjespijn goed gelezen heb, een houding is die hij, bij vrouwen althans, niet afwijst. Er komt een dag dat Karel ten Haaf, aan het eind van zijn lenigheid, moet kiezen voor een groep. De lezers of de bibliofielen. Wanneer die dag is aangebroken, zal hij er hopelijk verslag van doen op TZUM.

Laten wij nu het glas heffen op Alleen de titel is nog niet af en zijn auteur:

Karel de Drukkenteller. Karel de Zetfoutzoeker. Karel de Defibrillator. Karel de Variantenvreter. Karel de Colofonfetisjist. Karel de lezende Bibliofiel en de bibliofiele Lezer. Op Karel!

Nick ter Wal