Een maakbare marathon in New York City

Janine Vitafiel, verkrachtingsslachtoffer en donorkind, is de dochter van Lodiv Vitafiel, een arts uit New Jersey met wortels in Oost-Europa die, nadat hij haar moeder heeft bevrucht met donorsperma, verliefd wordt op zijn Nederlandse cliënte en samen met haar naar Nederland verhuist. Janine volgt haar vader in zijn geconcentreerde passie voor de menselijke natuur: ze wordt moleculair biologe en brengt haar dagen door in het lab, omringd door pipetten en petrischalen en een groeiende verzameling dadersperma die stilletjes op haar wacht in de koelcel. Ze wil onderzoeken of verkrachting te herleiden is tot de samenstelling van iemands sperma; een macabere versmelting van doelen voor iemand die zowel verkracht als kunstmatig verwekt is. Op een dag krijgt ze ongevraagd drie maanden verlof – een eufemistisch ontslag. Ze is toevallig ingeloot en gaat de marathon van New York lopen. Ze verruilt haar witte jas voor een blauwe boerka, diep nadenkend over de zogenaamde ‘creatieterreurdaad’ die haar beroemd zal maken. Al rennend componeert ze de eerste bladzijden van haar autobiografie. Ze loopt hard door de parken van New York, meet haar hartslag, overpeinst haar invloed op de wetenschap en raakt allengs steeds meer de weg kwijt.

In New York richt Janine zich voornamelijk op het trainen voor de marathon en het ontdekken van de stad van haar vader, de plek waar zij tweeëndertig jaar geleden is ‘gemaakt.’ Voor een ontwrichtte jonge vrouw die gelooft in radicale schepping – de gedachte dat iets nieuws alleen kan ontstaan uit totale vernietiging – is New York natuurlijk de uitgekozen plek. Het is bij uitstek de stad van de maakbaarheid. ‘Deze stad wachtte op niemand,’ merkt Janine op, en ze kan hier goed mee leven. De uitdaging die ze ervaart – maak iets! – is haar op de huid geschreven. Van Saarloos verwoordt mooi wat uiteindelijke een mentaliteitsverschil is: ‘In Europa heerste evengoed het idee dat er meer was dan je in eerste instantie waarnam, maar voor dit meer moet je naar binnen toe: graven. Hier betekende meer: bouwen.’ Met cement, ijzer, hijskranen of DNA: het doet er niet toe. Wie groot droomt, moet naar New York.

Wat Janine precies van plan is, is niet echt duidelijk. Ze koopt een blauwe boerka en rent ermee door de stad. Ze filtert de wantrouwende blikken die ze krijgt door het strakke, rechthoekige netje rond haar ogen. Ze hoopt de wereld te verrassen tijdens de marathon: onder de boerka zit geen moslima met een zelfmoordgordel, maar een biologe die de wereld wil verbeteren door het ontmaskeren – tja – van onze vaststaande ideeën omtrent goed en slecht, schepping en vernietiging. Terwijl Janine zich voorbereidt op haar eigen, maakbare marathon ontmoet ze Mark, een jonge kunstenaar uit Brooklyn die zichzelf op geheel eigen wijze onderdeel maakt van zijn kunst: een koelkast vol weggeefsperma in een hippe galerie in Chelsea. Niet veel later is Mark wereldnieuws: een jonge kunstenaar is tijdens zijn Jezus-act op Times Square van zijn kruis gevallen en beneden op straat te pletter geslagen.

Al vanaf de eerste bladzijden van deze roman bekruipt je de twijfel: wat is er toch aan de hand met de taal van Simone van Saarloos? Kan het zijn dat een boek met veelbelovende etiketten eigenlijk gewoon … niet zo goed geschreven is? Met name de eerste twee delen (uit een driedeling – voor elke maand een) worden gekenmerkt door een rare herhaling van wat ik hier ‘kernzinnetjes’ noem, concluderende slotzinnen aan het einde van een vertellende paragraaf. Deze zinnetjes halen de lezer niet alleen uit het verhaal; ze zijn zo vergezocht en vreemd dat ze na een tijdje echt gaan storen. Het wordt een vervelende tik, zoals een haperende zenuw net onder het huidoppervlak. Over golven die het strand van Manhattan oprollen, bijvoorbeeld, concludeert van Saarloos: ‘Een ruw welkom vraagt om een harde respons.’ Over de parken van New York: ‘Het perfect organische is een bedenksel.’ Over haar wetenschappelijke visie: ‘Geleidelijke ontwikkeling volstond, terwijl ware vooruitgang juist om harde offers vraagt.’ En ga zo maar door. De taal is zo gekunsteld, de dingen zo ‘onwaar’ geformuleerd, dat het de grote thema’s onderuit haalt. Als Janine’s stappen dan ook nog ‘gezond galmen’ door een ziekenhuisgang, word je moedeloos.

En dat is jammer. Niet alleen omdat ik niet graag een boek met tegenzin uitlees, maar ook omdat de gedachten achter dit boek erg de moeite waard zijn. De maakbaarheid van moderne families en van de eigen identiteit is een eigentijds thema dat nog lang niet is uitgeput. Ook de macht van raciale vooroordelen, de angst voor terrorisme en de kunstmatige tweedeling van de wereld in goed en slecht zijn kwesties die smeken om verdieping en discussie. Dat in De vrouw die deze vragenstukken onder handen worden genomen door een jonge, vrouwelijk wetenschapper, doet de verwachtingen alleen maar stijgen. Janine is namelijk zelf het resultaat van een menselijke schepping: ze is een kunstmatige creatie op zoek naar nieuw leven. Maar haar zoektocht ontrafelt; niet eens zozeer vanwege de absurde ontknoping – er is niets grappigs aan iemand die fataal ten valt komt, en toch werkt dit verwarrende tafereel van boerka’s, flapperende Jezusgewaden en andere costumen precies tijdens Halloween enigszins op de lachspieren – of omdat de motivaties van Janine onduidelijk blijven, maar vanwege het feit dat de taal ontoereikend is voor het overtuigend onderzoeken van de bijzondere thema’s die deze roman behandelt.

‘Een radicale omwenteling wordt altijd pas achteraf gewaardeerd,’ denkt Janine. Het zou natuurlijk mooi zijn als dit ook het geval was met deze roman: dat de kritiek die het nu krijgt een misverstand blijkt te zijn en dat dit boek ver zijn tijd vooruit is. Ja, de irritante kernzinnetjes worden draaglijker als je ze voor de tweede keer leest; geïsoleerd, losgerukt uit hun omgeving als een cel buiten het lichaam, komen ze tot hun recht. Misschien was een verzameling aforismen een betere vertelvorm geweest voor het literaire debuut van Simone van Saarloos dan dit merkwaardige drieluik over radicale schepping en menselijke maakbaarheid. Het is waar: de mens, en dus ook de schrijver, is maakbaar. Maar gevoel voor compositie en een uiterst kritische redactie zijn ook voor de besten onder ons onontbeerlijk. Om van enige blijvende waarde te kunnen zijn dient deze roman te worden herschreven in de fantasie van de lezer: de thema’s zijn interessant en hebben een positieve naklank, maar de vertelvorm dient te worden weggespoeld met een flinke slok sterkedrank.

Ilse Josepha Lazaroms

Simone van Saarloos – De vrouw die. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam. 304 blz. € 19,99.