De vinger op de zere plek van het huidige tijdgewricht

Een begenadigd en meermalen bekroond schrijfster van korte verhalen was Sanneke van Hassel al sinds 2005. Met deze tweede roman (na haar romandebuut Nest uit 2010) laat ze zien ook het werk op de lange baan ruimschoots meester te zijn. Stille grond draait om een bepaalde plek in een stad. Iedere metropool kent ze. Plaatsen waar belangen van verschillende mensen op elkaar botsen. In Stille grond gaat het om een locatie in hartje Rotterdam. De twee verhaallijnen die we volgen, schampen elkaar. Nergens is sprake van echt contact.

Allereerst is daar de neurotische Landa die onlangs op wat oudere leeftijd moeder is geworden. Landa is de greep op haar leventje kwijt nu ze een baby heeft en werkeloos is. Haar man is vaak de hort op en mag zelfs naar New York voor zijn werk. Haar wereldje lijkt daarentegen benauwend klein te worden. Vanuit haar raam bekijkt ze met argusogen de daklozenopvang in het pakje tegenover haar appartementencomplex Domus aurea. Voordat ze een kind had, was ze er niet mee bezig. Maar nu wil ze dat de wereld een veilig nest is voor haar dochtertje. Ze blijkt daar heel veel voor over te hebben.

In de tweede verhaallijn volgen we de wat apathische Johannes die zijn leven ten dienste stelt van daklozen en verslaafden. Hij heeft niet geleerd om voor zichzelf op te komen. Sterker nog, dat werd door zijn vader met harde hand de kop in gedrukt. De van oorsprong dorpse Johannes is geen prater, maar een noeste werker. Hij beleeft plezier aan het werken in de tuin, tot er op een dag een verslaafde vrouw bij de opvang langs komt die alles in zijn leven op losse schroeven lijkt te zetten.

Met microscopische precisie laat Van Hassel ons kennis maken met deze biotoop van mieren die om elkaar heen krioelen. In die biotoop zijn uiteraard ook gladde praatjesmakers aanwezig die voor ieder probleem een snelle en efficiënte oplossing kennen. In dit geval is dat Jos de Palm, voorzitter van de Volkspartij in Rotterdam. Hij bedient zich van klip en klare taal waar geen speld tussen te krijgen valt. De passages waarin hij voorkomt behoren tot de beste van deze roman, omdat ze de tijdgeest angstaanjagend treffend verwoorden. Zo luiden de teksten op de site van de Volkspartij: ‘Kinderen moeten weer U en mevrouw zeggen tegen de leraar.’ Of: ‘Ambtenaren hoofddoek af.’ En tijdens de voorjaarsvergadering van de partij kapt De Palm de discussie onder de leden af met de woorden: ‘Niet te veel zelf nadenken, dat geeft ruis.’ Taal die lijkt te suggereren dat alles goed zal komen als de korte kreten van de partij worden nageleefd.

Sanneke van Hassel legt bewonderenswaardig accuraat de vinger op de zere plek van het huidige tijdgewricht. Dit verhaal vindt (helaas) iedere dag en overal ter wereld plaats. Mensen denken aan hun eigen, kleine en vaak kleinzielige belang. Saamhorigheid lijkt steeds minder in ons vocabulaire voor te komen. De wereld staat in brand, maar wij, wij richten ons op de overlast die we ervaren van luidruchtige, dakloze mensen op straat. We ontberen zelfreflectie en projecteren net als Landa alles op ‘de ander’. De bedreiging komt steevast van buiten. Net als alle personages lijken ook wij, kleingeestige bewoners in het Westen van de wereld, steeds meer ontworteld en raken we steeds meer op drift. We bekommeren ons minder om mensen die onze zorg hard nodig hebben, omdat we ons richten op participatie en eigen verantwoordelijkheid. Mensen zoals Johannes lijken een uitstervend ras.

Denk nu niet dat deze roman een boodschap door je strot probeert te duwen of enkel bestaat bij de gratie van de universele waarde. Ook de stijl van de roman is exemplarisch. Sanneke van Hassel heeft ieder personage een eigen taal en stem gegeven. De scherpzinnige woordkeus en afgewogen zinsbouw maken de roman een feest om te lezen. In een paar zinnen weet ze een hele geschiedenis bloot te leggen en in vluchtige pennenstreken schetst ze de pijnpunten van haar hoofdpersonen. Een voorbeeld. Landa is met dochtertje Cato op bezoek bij haar moeder die in een verzorgingstehuis woont. Haar moeder zingt een kinderliedje voor Cato.

Landa staat aan de grond genageld. Een bekend versje. Haar moeder die op dwingende toon zegt dat ze ‘nu even lief zelf moet spelen’. Er zijn klanten, voor, in de winkel. Ze is te veel, nu, haar hele leven al.

Dit soort terloopse zinnetjes staan zorgvuldig verspreid door de roman, zodat Landa en Johannes langzaamaan mensen van vlees en bloed worden. Verlos hen en jezelf van die altijd aanwezige, existentiële eenzaamheid (al is het maar voor even) en lees hun verhaal.

Miriam Piters

Sanneke van Hassel – Stille grond. De Bezige Bij, Amsterdam. 220 pagina’s. € 19,99.