Een jeugd in ruwheid

Het leek de laatste tijd goed te gaan met het korte verhaal. Ooit werd het beschouwd als ‘de stiefkind van de literatuur’, maar de laatste jaren kwam daar verandering in. Zo stelde Joost Zwagerman een veelgeprezen bloemlezing samen met de beste korte verhalen uit de Nederlandse en Vlaamse literatuur, werd het tijdschrift De Tweede Ronde omgetoverd tot KortVerhaal en is er de website shortstory.nu, een initiatief van schrijver Ton Rozeman. Maar begin deze maand kwam er een kentering in al het positieve nieuws rondom het korte verhaal. Het bestuur van de Libris Literatuur Prijs besloot om voortaan alleen nog maar romans te bekronen. Het korte verhaal valt buiten de boot. Het bestuur zwicht dus voor de boekhandelaren en uitgevers die ieder jaar vrezen voor een slecht verkopende prijswinnaar. En zo lijkt het korte verhaal weer terug bij af. Alle reden om aandacht te besteden aan twee debutanten die onlangs een verhalenbundel publiceerden: Mohana van den Kroonenberg en Thijs de Boer. Vorige week besprak Bart Temme Moorddiner van Van den Kroonenberg. Nu is Vogels die vlees eten van debutant De Boer aan de beurt.

De verhalen in Vogels die vlees eten van Thijs de Boer gaan over jeugd en adolescentie. Het zijn geen liefdevolle bespiegelingen over een verloren jeugd, het zijn geen verhalen over hechte gezinnen. Nee, De Boer schrijft verhalen over de ruwheid van de jeugd. Soms zelfs sinister. In het verhaal ‘Eerste sneeuw’ bijvoorbeeld. De eerste twee zinnen uit het verhalen luiden als volgt: ‘De jongen was zijn kleine zusje kwijt. En daarna stopte de moeder met ontbijt maken.’ Wat volgt is een zoektocht in de sneeuw, er wordt naar gezocht in diepe, donkere grotten maar ze vinden haar niet. ‘Nu was hij de enige die nog over was,’ denkt de jongen als hij beseft dat ze misschien wel niet meer terugkomt. Sinister is ook het verhaal ‘Ratten’. In de eerste alinea weet De Boer niet alleen zeer scherp de relatie tussen een vader en zoon neer te zetten, maar slaagt hij er ook in door zijn stijl en toon het karakter van de vader en het milieu waarin de ik-figuur opgroeit te schetsen.

Mijn vader zegt dat hij me vastbindt aan mijn bed zodat de ratten mijn lippen opeten als ik ooit nog met mijn gore poten aan de windboek kom. Of ik verdomme weet hoeveel een boete voor dierenmishandeling kost. Of ik denk dat het geld hem op de rug groeit. Mijn vader zegt dat hij als weet wat goed voor me is, ik dat ding nooit meer aanraak.

Een sterke openingsalinea. Het verhaal heeft ook nog eens een verrassend, weliswaar gruwelijk, eind. Ik zal het niet verklappen. Het is in ieder geval erg knap dat De Boer in slechts vier pagina’s een goed verhaal weet te vertellen. Naast verhalen over het gezinsleven, over vaders, broers en zusjes, heeft De Boer een fascinatie voor geliefden en gekken. Beiden komen diverse malen terug in de korte verhalen.

Het verhaal waarmee het debuut Vogels die vlees eten opent, ‘Loopdrang’, laat meteen die fascinatie zien. In het verhaal lezen we: ‘In dit gebouw zeiden ze dat wat ik gedaan heb niet normaal was. En daarna stopten ze me tussen al deze gekken.’ De Boer weet de juiste sfeer neer te zetten door zijn personage door de gangen van het gebouw te laten lopen. Ondertussen blijft het personage maar malen. ‘In dit gebouw vragen ze je: ‘Zou je nu, in dezelfde situatie, weer hetzelfde doen?’ En elke keer lieg ik niet en zeg ik ‘ja’. En daarna blijf ik hier.’ Een enorme uitzichtloosheid overmeestert je bij het lezen van dit verhaal. In het langste verhaal in de bundel, ‘Schoon’, maken we opnieuw kennis met een adolescent in de problemen. De ik-figuur uit het verhaal zit aan de medicijnen en loopt bij een psychiater. Het verhaal leest als een lange psychose.

Ik loop op straat, en ik heb geen idee waar ik ben. Ik keek naar boven, naar de sterren, en ik denk aan hoe klein we eigenlijk zijn in dit grote universum. Hoe alleen we zijn. En ik hoop echt dat er iets meer is dan alleen dit.

De verhalen ‘Sylvia’ en ‘(Geen titel)’ draaien om geliefden. Ook in deze verhalen zie je trouwens dat de personages het niet makkelijk hebben. Doelloosheid lijkt hun levens te beheersen. Net als seks. Ze zijn er namelijk door geobsedeerd. In het verhaal ‘Sylvia’ lees je bijvoorbeeld de volgende citaten: ‘Ik heb ooit seks gehad met een niet zo heel mooi meisje dat tijdens de seks heel de tijd zei: ‘Zo lang geleden… zo lang geleden…’.’ En even later: ‘de vrouw van mijn dromen, de enige echte liefde van mijn leven – ik denk, als ze al bestaat, ze nu toch wel volwassen zou moeten zijn. En nu, waarschijnlijk, ligt ze met een of andere vent in bed. Misschien zit hij wel ín haar. Zonder condoom.’

Geen vrolijke verhalen zul je misschien denken, maar de citaten uit het verhaal ‘Sylvia’ laten ook zien dat er ruimte is voor de nodige humor. Gitzwart zo nu en dan. Zoals deze zin uit ‘Schoon’: ‘Ik zag mijn eerste psycholoog al voordat mijn moeder doodging, toen ik twee was.’ Overigens wisten niet alle verhalen te overtuigen. Het slotverhaal, ‘Het kleine ding’, raakte me niet. Maar dat neemt niet weg, dat de andere verhalen uit Vogels die vlees eten zeker de moeite waard zijn en het talent Thijs de Boer laten zien.

Bart Temme

Thijs de Boer – Vogels die vlees eten. Nieuw Amsterdam, Amsterdam, 142 blz. € 16,50.