Er valt een anekdotenboekje vol te schrijven over de manier waarop schrijvers moeten zitten. Je zit bijna nooit goed. Of de stoel is te lui, te hoog of te laag, te ouderwets. Of erger nog je zit op een kruk en bent elk moment bang dat je er vanaf lazert. De tafeltjes? Praat me niet van de tafeltjes: te hoog, te laag, te wiebelig, te veel het zicht ontnemend.

Kees ’t hart is op deze foto te gast bij Het Penhuis in Kortrijk. Het is april, de zon schijnt ongenadig, zodat je tegen het licht in de zaal moet inkijken. De schouders hangen in de moedeloze stand, de houding is gelijk aan een verdediger die in z’n eentje een penalty moet tegen houden. De interviewer zit breeduit, mannelijk. Die heeft het maar makkelijk met zijn vragen op papier.

En Kees ’t Hart maar zweten in zijn overhemd dat alle warmte absorbeert. Hij heeft niet eens oog voor het abstracte lijnenspel achter hem op de muur. Het publiek wel, want dat ziet alles. Publiek is altijd meedogenloos.