Joost Zwagerman, originally uploaded by coen peppelenbos.

‘Ik ben blij dat ik Joost Zwagerman nog in levende lijve mag ontmoeten,’ zei de scheidend rector magnificus van de universiteit van Groningen. Die uitspraak veroorzaakte veel hilariteit omdat de rector zelf was geïntroduceerd als een man die bezig is ‘met z’n laatste uren’.

Daarna beklom Joost Zwagerman het imposante spreekgestoelte in de aula van de universiteit. Hij hield een gloedvol betoog voor het gebruik van het korte verhaal in het onderwijs. Anders dan in Amerika beschouwt men het genre van het korte verhaal in Nederland altijd ‘als een opstapje voor een grote roman’. Het zou juist andersom moeten zijn, zei Zwagerman. Pas als je de romanvorm een beetje onder de knie had, kon je een als auteur stap hoger doen: schrijver worden van korte verhalen.

Korte verhalen kun je net als poëzie eindeloos herlezen. Dat klopt. ‘Ridders’ bijvoorbeeld van Rascha Peper. Behandel ik elk jaar opnieuw met mijn studenten en het blijft een fascinerend verhaal. ‘De binocle’ van Louis Couperus eveneens. Beide verhalen vind je terug in de kolossale verzamelbundel die Zwagerman enkele jaren geleden samenstelde.

‘Wie kent het verhaal ‘Een, Twee, Drie, Vier, Vijf’ van Vestdijk?’ vroeg Zwagerman. Volgens mij stak niemand zijn hand op in de zaal vol docenten. Vijf minuten later had Zwagerman iedereen zo nieuwsgierig gemaakt dat ik durf te wedden dat er vanavond heel wat docenten op zoek zijn naar dit verhaal.