Zie de foto op Flickr.

Een plek bestaat pas als er een naam aan gegeven wordt. Zelfs in je eigen huis krijgt een kamer meerwaarde als je die opeens ‘de groene kamer’ of ‘de Chinese kamer’ noemt. Straten hebben altijd een naam. Gelukkig komen we terug van die jaren zeventig-trend om een straatnaam niet te vernoemen naar een mens.

‘Ik woon op Grutto 8.’

De literair criticus en essayist Kees Fens keek uit op een brug die na zijn dood zijn naam kreeg. Dat is mooi.

Deze week las ik in Alles is gekleurd van Joost Zwagerman een in memoriam van Kees Fens. Hij roemt daarin de kunst van Fens om met een magische blik naar de wereld te kijken.

‘Zie bijvoorbeeld ‘Links en rechts’, stammend uit de jaren tachtig, waarin Fens als volwassen slenteraar en flaneur de linker- en rechterkant van diverse straten bepeinst. Niet alleen heeft een straat vaak méér dan een karakter, namelijk een ziel, ook kun je de indruk hebben dat je op die ziel van de straat trapt door niet de ‘goede’ kant ervan te bewandelen.’

Er zijn dus goede kanten van straten. Er zijn ook goede bruggen. Bruggen met een naam zijn sowieso beter dan bruggen zonder naam. Maar wat is dan weer de goede kant van de brug?