De Bond van Vrije Evangelische Gemeenten in Nederland heeft een eenmalig magazine uitgegeven. In de zojuist verschenen glossy Mooi schrijft Bert Louwerse een column over de dichter die hem, als student aan de Theologische School, hevig interesseerde: Arend Theodoor Mooij, zoon van dominee M.J. Mooij, publicerend onder de nom de plume A. Marja. ‘We waren eigenlijk niet zo zeer geïnteresseerd in literatuur of poëzie. Hier was een telg uit een in Vrije Evangelische kringen beroemd voorgangersgeslacht die de moed had om zich tegen (groot)vaders en ooms af te zetten’. Volgens Louwerse spiegelden studenten zich aan Marja, omdat de dichter tot zijn laatste snik in innerlijke strijd was met zichzelf en het geloof van zijn afkomst.

Louwerse doet in zijn column tweemaal aan poëzieproeven. Het is immers niet moeilijk om in Marja’s verzamelbundel Nochtans een christen (1962) toepasselijke regels te vinden. Helaas is het gedicht ‘Confessio Mystica’, door de smalle kolommen van de glossy, in vrije regelval beland. Louwerse citeert de eerste regel overigens niet geheel correct, schrijft ‘U’ waar sinds de eerste publicatie van het gedicht in de bundel Confidentieel (1952) ‘u’ staat, maar het zal in Vrije Evangelische kringen een hardnekkige verschrijving zijn. In de digitale versie van het magazine is de poëzie van Marja proza geworden.

Toch leuk om eens over A. Marja te lezen, in plaats van schrijven.