Een oermens op een kakschool

‘Alleen maar stomme mensen,’ laat Karin Amatmoekrim haar hoofdpersonage verzuchten over de mensen waar ze tussen terecht is gekomen. Robert Vuijsje is nooit ver weg in deze vierde roman van de van oorsprong Surinaamse auteur die voor haar vorige roman Titus (2009) de Black Magic Woman Literatuurprijs kreeg. De Black Magic Woman Literatuurprijs is een Nederlandse literatuurprijs die aan een zwarte-, migranten- of vluchtelingenschrijfster wordt uitgereikt ter bevordering van het lezen van literatuur van schrijvers uit de diaspora. Of Amatmoekrim daar nou zo blij mee was, valt na het lezen van Het gym te betwijfelen.

De zomer is heet en verwachtingsvol voor de twaalfjarige Sandra Spalburg. Na de vakantie gaat ze naar de middelbare school. En niet zomaar een. Als enige van de basisschool en als enige uit de achterstandswijk waar ze woont, gaat Sandra naar het gymnasium in een naburig villadorp. En dat voor een van oorsprong Surinaamse. Het is begin jaren negentig, Salt ‘n’ Pepa klinkt op de radio, het multiculturele drama heeft zich nog niet voltrokken maar er bestaat al wel een partij die Centrum Democraten heet. Amatmoekrim bouwt haar verhaal langzaam op. Sandra staat pas in hoofdstuk acht voor de eerste keer tussen de kakkers op het schoolplein van het gymnasium. Daarvoor hebben we kennis gemaakt met haar wijk en zijn bewoners. Een luidruchtig en kleurrijk geheel met ordinaire plat pratende Nederlanders, naar vis ruikende Turkse vrouwen, hang-Marokkanen en Surinamers die natuurlijk eigenlijk veel schoner zijn dan hun medewijkbewoners. Amatmoekrim zet de verschillen dik aan maar laat iedereen vrolijk met elkaar optrekken.

Ondanks haar afwijkende kleur en kleding, wordt Sandra snel opgenomen in de klas. De eerste dag al bieden vier vriendinnen zich aan en de leraren doen alles om haar het gevoel te geven dat ze hier gewoon thuis hoort. Gelukkig is Sandra behept met een vechtersmentaliteit en Amatmoekrim met een talent een situatie neer te zetten. De scènes in de klas kunnen zich meten met andere beroemde scènes over schoolklassen in de Nederlandse literatuur van Bordewijk, Zwagerman of Lanoye: lang uitgesponnen met een mooie onderhuidse spanning. Als Sandra’s klas bij Nederlands om de beurt een stuk Toonder moet voorlezen, raakt Sandra van de kaart als ze vooruit leest en in haar stuk een onbekende term tegen komt: ‘Met geschoolde liefde, zei drs. Zielknijper met een wijs gezicht, kan men soms verrassende resultaten bereiken, dat leert de praktijk. Ze dacht koortsachtig na. Drs. Wat betekende dat?’ Ze worstelt zich een aantal alinea’s naar het moment waarop het haar beurt is, vol schaamte dat ze het niet weet en af zal gaan.

Mooi is ook hoe langzamerhand uit verschillende monden de typische stereotype beelden van zwarte mensen rollen. ‘Jouw volk is echt nog heel oer,’ zegt de moeder van vriendin Mirte die zichzelf een oude hippie noemt. ‘Ik weet zeker dat jij goed kan dansen,’ roept Mirte op het schoolfeest uit. “‘Dat kunnen jullie toch allemaal?’ Ze deed iets raars met haar heupen en zei: ‘Zo doen jullie dat toch?’” En eerste vriendje Dirk Jan denkt dat Sandra hem saai vindt omdat ze toch wel ‘spannendere dingen’ gewend zal moeten zijn. Toppunt is wel het bewonderende applausje dat ze krijgt op een verjaardag van die politiek correcte mensen dat zij het redt op een gymnasium. ‘Applaudisserende tantes, me reet, dacht ze op de terugweg’. Eigenlijk begrijpt ze klasgenoot Bart Willink dan ook beter. Een jongen van de stad met een grote bek die zegt waar het op staat. Hier geen laagje beschaving waaronder goedbedoeld racisme schemert. Een Fortuyntje avant-la-lettre die haar het leven flink zuur maakt en haar ‘Negertje’ noemt. Sandra’s street wise-wraak op hem is een van de hoogtepunten van het boek.

Door de licht-ironische toon en de onbedoeld grappige situaties waarin Sandra terecht komt, wordt het boek nergens zwaar, ondanks dat je de latere multiculturele kramp aan voelt komen. Sandra wordt het eerste jaar op het gymnasium met vallen en opstaan wijzer en vangt de dreiging tussen de wal (de wijk) en het schip (de school) te vallen behendig op. En Amatmoekrim plaatst haar verhaal behendig in een traditie binnen de Nederlandse literatuur en binnen haar eigen oeuvre: haar tweede roman Wanneer wij samen zijn (2006) gaat over drie generaties Surinamers waarvan de laatste een vrouw is die naar Nederland vertrekt en haar dochter naar een gymnasium stuurt. Het gym heeft geen politiek correct applausje nodig, het is gewoon een sterke roman.

Martijn Nicolaas

Karin Amatmoekrim – Het gym. Prometheus, Amsterdam. 256 blz. € 17,95.