De oorlogen van Amadeus

Na 1953, dat meer dan 100.000 keer werd verkocht, is Man meisje dood de tweede roman van Rik Launspach. Sinds 2007 richt de voormalig acteur en regisseur zich volledig op het schrijven van boeken voor het grote publiek, en met verve. Want dat is precies waar de inhoud van deze roman aan voldoet: voor ieder wat wils.

(Ama)Deus studeert in de jaren negentig Taalwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Om zijn studentenleven te kunnen bekostigen houdt hij er een bijbaantje als drugsdealer op na, waardoor hij in contact komt met de twee mooiste studentes van de faculteit. Vooral Tatja, de geadopteerde brunette uit Afghanistan houdt hem in zijn greep en na enkele pogingen lukt het hem om haar te krijgen. Dat betekent wel dat Deus ook Puck erbij krijgt: de onlosmakelijk aan Tatja verbonden hartsvriendin. De drie verleiden elkaar maar voeren tegelijkertijd een oorlog waarin Tatja centraal staat.

De andere oorlog die Deus voert is die met de taal. Hij schrijft een scriptie over het nut (of onnut) van de taal zoals wij die kennen. De kern van zijn idee: taal moet begrijpelijker, compacter worden gemaakt om alle misvattingen in de wereld te voorkomen en met name die waar hij persoonlijk onder lijdt.

Tweemaal belandt Deus in het land van Tatja’s herkomst: Afghanistan. Voor het eerst wanneer hij zich daar wil concentreren op het schrijven van zijn scriptie (maar zich vooral bezighoudt met het opzetten van een nieuwe drugshandel) en de tweede keer wanneer hij volwassen is en in het Midden-Oosten werkzaam is voor de NAVO. Zij zetten Deus’ ingenieuze computerprogramma Translation By Numbers in tijdens de oorlog met de Taliban. Het computerprogramma realiseert het idee om de taal hechter te maken. Woorden worden gevangen in cijfergroepen die op hun beurt alleen zijn te decoderen door de NAVO. De vraag die door het hele boek heen op de achtergrond schemert, is of Deus het programma schrijft voor de wereld of voor zichzelf en wat het zal opleveren. Een vraag die Launspach tot het laatst met spanning vast weet te houden om hem dan geheel in de stijl van het boek te beantwoorden.

De schrijfstijl van Launspach zorgt ervoor dat het boek een pageturner is geworden. Zijn carrière als tv-maker lijkt zeker invloed te hebben op zijn schrijverschap. Het verhaal is beeldend, snel en in korte scènes geschreven waardoor de ruim 500 pagina’s eerder voelen als 250. Handelingen worden zonder al te veel franje beschreven en de dialogen zijn kort en bondig. Nu en dan wordt die stijl iets té vlot waardoor je uit het verhaal wordt gehaald. Bijvoorbeeld de samenvattende zinnen na enkele volgeschreven pagina’s over een ontmoeting tussen Deus en Tatja en Puck: ‘En zo kwam het dat Amadeus door de romantische binnenstad van nachtelijk Amsterdam reed met op zijn bagagedrager een van de twee meisjes met wie hij in zijn verbeelding al tientallen keren naar bed was geweest, maar die hij nog steeds niet had aangeraakt.’

En er zijn meer stijlelementen die afleiden van het verhaal. De onomatopeeën die op verkeerde momenten in worden gezet zijn daar een voorbeeld van, zoals midden in een spectaculaire oorlogsvoering: ‘”Whoeeesh,” zei de raket terwijl hij op weg ging.’ Kuifje stond erbij en keek er naar.

Misschien heeft Launspach geprobeerd om zijn verhaal aan te kleden met de vele bijzaken om de personages beter tot hun recht te laten komen, maar het lijkt erop dat het hier om een schrijver gaat met een overvloed aan ideeën. Dat zorgt ervoor dat sommige scènes weinig functie lijken te hebben in het geheel. Deus’ volhardendheid in het vervangen van de taal in cijfers geeft aan hoe graag hij wil dat overbodigheid in communicatie wordt voorkomen. Iets wat lichtelijk indruist tegen Launspachs ogenschijnlijke idee om dit boek te schrijven voor het grote publiek: voor ieder wat wils.

Jan-Willem Dijk

Rik Launspach – Man meisje dood. De Bezige Bij, Amsterdam. 520 blz. € 19,90.