Een ode aan de fantasie

Je hoeft niet lang te bladeren om te beginnen met lezen als je Juttersjong, het tweede jeugdboek van Sanne Parlevliet, ter hand neemt, want het verhaal begint al op het omslag. Brend, het juttersjong, is de hoofdpersoon in dit verhaal dat zich afspeelt in een dorpje aan zee. De plek laat Parlevliet een beetje in het ongewisse, evenals de tijd, maar vanaf de voorkant zitten we midden in de actie. Brend verschuilt zich in de duinen met een gevonden pistool, op de vlucht voor een groepje jongens die zijn buit ook graag willen hebben.

‘Ik ben vernoemd naar een lijpe, oude monnik.’ De lijpe, oude monnik waarnaar Brend vernoemd is, is Sint Brandaan en via zijn opa, een verhalenverteller van de oude stempel, komt Brend in het bezit van het middeleeuwse verhaal over deze heilige. De grootste fout van Brandaan was dat hij allerlei wonderen niet geloofde en het boek waarin die wonderen opgetekend waren verbrandde. Als straf werd hij tot een jarenlange zeereis gedwongen die net zolang duurde tot hij een boek had volgeschreven dat vol met wonderen stond die hij met eigen ogen had gezien. Pas toen het boek af was, kon hij weer terugkeren. Parlevliet heeft het kernpunt van dit heiligenleven, het geloven in fictie als uitgangspunt genomen voor Juttersjong.

In het dorp van Brend woont Oude Fie, in de duinen, aan de rand van de gemeenschap, min of meer uitgestoten. In het begin van de roman is nog onduidelijk wie zij is en welke rol zij speelde in het leven van de opa van Brend. Waarom komt ze na zijn begrafenis, stiekem haast, kijken tot ontevredenheid van de doodgravers?

Ze sisten naar haar: ‘Kshsht!’ Alsof ze een dier, een lijkenpikker was. De oude vrouw hief haar wandelstok op, siste terug. Even stonden ze als zwaardvechters tegenover elkaar. De mannen met hun schoppen, de vrouw met haar stok. Toen liet ze haar stok een stukje zakken, stak hem recht voor zich uit en priemde in de richting van de mannen. Ze zei nog steeds niets. De doodgravers deden een stap opzij. Kaarsrecht en zonder te wankelen liep de vrouw met haar stok voor zich uit tussen de doodgravers door. Hun schoppen hingen boven haar in de lucht en als ze niet zo nors hadden gekeken, had het een ereboog geleken.

In het leven van Brend gaan fantasie en werkelijkheid ook door elkaar lopen. Daar moet je als lezer wel op verdacht zijn, want Parlevliet geeft slechts terloopse aanwijzingen. Het hoofdstuk waarin Brend een jonge Fie tegenkomt in de duinen begint met de zin: ‘In een sprookje zou ze zo uit zee zijn komen lopen.’ Zo kom je in een soort tussenwereld waarin je niet weet wat nog waar is en niet, maar langzamerhand kom je wel meer te weten over het verhaal tussen de Oude Fie en de opa van Brend. Juttersjong is een pleidooi voor het vertellen van verhalen, een ode aan de fantasie.

Coen Peppelenbos

Sanne Parlevliet – Juttersjong. Van Goor, Houten. 174 blz. € 14,99.