Een warme deken van brieven

Wat schrijf je aan iemand van wie je weet dat hij gaat overlijden? Manon Uphoff vraagt zich soms vertwijfeld af of ze er wel goed aan doet om Herman Franke te bestoken met liefdevolle mails nu ze weet dat de schrijver een heilloos gevecht tegen de kanker zal voeren. Herman Frank (die zal overlijden op 14 augustus 2010) antwoordt in het begin nog regelmatig en stuurt af en toe nog schaakzetten mee voor Bebek, de vriend van Uphoff, maar allengs worden de berichten van zijn kant sporadischer.

Uphoff heeft net haar roman De spelers gepubliceerd, een goed boek dat te weinig aandacht en lof heeft gekregen. Haar relatie die in gefictionaliseerde vorm terugkomt in de roman staat op het spel. Haar eigen leven, de politiek, de literaire wereld, de boeken die ze leest, alles zet Uphoff in in haar mails die literair (en gewoon menselijk) enige verlichting brengen. Het woekeren van de cellen houden ze niet tegen. Ze vraagt zich af of ze met haar brieven niet te veel beslag legt op zijn leven.

en ik moet je nu vragen wat ik al een tijdje denk, dring ik met deze brieven niet te veel je leven binnen, is het geen stelen van Carla, van Anne, je allernaaste naasten dat ik me zo tot jou richt, en moet ik niet afscheid nemen van dit schrijven, begrijp me goed, Herman, zolang jij deze brieven nog graag leest schrijf ik ze, maar alles wat de mens doet is ook en vooral op zichzelf gericht, ze gaan over mij, niet over jou, je kan er weinig meer aan toevoegen, we zijn met deze brieven niet in gesprek, ik schaam me eigenlijk, de schaamte van de schaamteloos levende

Het wordt duidelijk dat Franke de mails van haar bijzonder op prijs stelt. Hij weet dat hij niet lang meer heeft en geeft zijn krachten aan zijn laatste roman: Traag licht.

overal in huis vind je nu van die kartonnen kotsbakjes… en deze drietrapsellende maakt het schrijven vrijwel onmogelijk, dus het is enkel en alleen om Traag licht te schaven en aan te vullen dat ik me achter de pc zet, met uitzondering voor e-mail die geen uitstel meer duldt, zoals jouw e-mail… tja lieve Manon, en toch kan ik van die paar uurtjes werken nog steeds genieten, het schrijvend denken + de motoriek van het typen, ik kan er niet zonder, ze vormen mijn wezen. Wilders (zoals de man nu kwijlt van regeerlust en bereid is zijn nationaal-socialistische, ja, dat is het bebek!, gedachtengoed te verkwanselen), Van der Sloot, je gelooft het niet… als je me maar blijft schrijven, Manon, dat wil ik vooral kwijt

Als je me maar blijft schrijven is een klein mooi boekje van twee zielsverwanten die elkaar ooit ontmoet hebben bij uitgeverij Podium. Uphoff denkt aan die tijd terug toen ze samen met uitgever Joost Nijsen, Ronald Giphart, Henk van Woerden en Herman Franke ‘een kleine bende zouden vormen, musketiers, een nieuwe familie’. Gelukkig is ze slim genoeg om te denken dat niet zal blijven zoals het is, niet wetend ‘hóé het dan niet zou blijven zoals het nog moest worden?’

De laatste woorden in het boek zijn van Franke, twaalf dagen voor zijn overlijden. Hij is moe en benadrukt nogmaals de waarde van de brieven voor hem: ‘je legt een warme deken van brieven over me heen die ik zo nu en dan dankbaar over me heentrek als het me allemaal te veel wordt’. Franke heeft gelijk in zijn lof. Hoewel dit boek vooral een hommage aan hem is, wordt eens te meer duidelijk dat Uphoff een groot schrijfster is. Ik zou graag eens een dagboek van een jaar willen zien van haar hand, met dezelfde inzet als in deze brieven. Ik heb Franke aan mijn zijde: ‘Ik kan je nu wel vast verklappen dat jij nog veel mooie boeken zal schrijven, ondanks of juist door de tegenslag die je nu voelt.’

Coen Peppelenbos

Herman Franke en Manon Uphoff – Als je me maar blijft schrijven. Podium, Amsterdam. 130 blz. € 15,-.