Toen de dichter A. Marja in Groningen vol goede moed aan zijn studie Nederlands begon, betrok hij een studentenkamer op Tuinbouwstraat 65b. Aan Henk Drijvers Jr. schreef hij op 13 oktober 1938 over een onverwachte logé: ‘De dichter Koos Schuur laat je groeten. Hij was hier zaterdag en miste de laatste bus. Zodat wij samen in een éénpersoonsbed overnachtten. Dus nu denkt mijn hospita, dat ik van ’t handje ben.’