Eerst wou hij pijplegger worden, net als zijn vader. Maar toen Stef één keer met z’n ouwe naar Toni Boltini was geweest, wist hij waar zijn toekomst lag. Alles viel op z’n plek. Het heerlijke gevoel als zijn moeder hem op een verjaardagsfeest vroeg zijn ome Joop-imitatie te doen. De euforie als hij zijn spreekbeurt hield en de klas al bij de tweede zin in lachen uitbarstte. Natuurlijk was zijn vader er niet blij mee. ‘Weet waar je aan begint,’ zei hij, ‘het artiestenbestaan is onzeker en onder elkaar zijn het rotzakken.’ Maar hij zag ook wel dat er iets in Stef brandde dat de mensen pas veel later ‘passie’ zouden gaan noemen. Zijn vader was een goeie kerel, die het geluk van zijn zoon niet in de weg wou staan. En zo werd Stef clown. Een heel goeie. Dat zal iedereen, die zijn act met de grote dobbelsteen en de oversizede pluchen eekhoorn heeft gezien, beamen. Maar van het tintelende gevoel van de spreekbeurten is weinig meer over. Zijn vader had gelijk. Onder elkaar zijn het rotzakken. De koorddansers hebben het te hoog in hun bol, de leeuwentemmer haalt bij het kleinste conflict zijn leeuw uit de kooi om zijn gelijk af te dwingen. De dompteur heeft het gerucht verspreid dat Stef een heel klein piemeltje heeft (wat een beetje waar is) en de directeur vindt een eurotientje per avond en een bord warm eten royaal genoeg voor een clown. ‘Kom bij mij in de zaak. Voor goeie pijpleggers is altijd werk,’ zegt zijn vader als hij op een van z’n vijf vrije dagen per jaar zijn ouders opzoekt. Als hij verstandig was, zou hij het doen. Maar dan moet hij het moment missen waar hij elke avond weer naar toeleeft. Het moment dat de trapezewerkers de touwladder opgaan en hij even zicht heeft op de in een strak showpakje gestoken billen van Vanity. Hij verafgoodt de trapezewerkster, hoewel hij weet dat hij geen schijn van kans bij haar heeft. Daar zorgt haar man met die stomme leeuw van hem wel voor.

Erik Nieuwenhuis (Idee: Daan Nieuwenhuis)