Adelheid hield niet van honden. Maar toen haar zoontje twaalf werd, gaf ze hem de twee Yorkshire terriers waar hij maanden om had gezeurd. Het waren vervelende, nerveuze honden die de bank kapot beten, midden in de nacht om niets begonnen te blaffen en regelmatig met spoed naar de dierenkliniek moesten worden gereden, waar de rekening zelden onder de driehonderd euro bleef. Onnodig te zeggen dat het zoontje na twee maanden op de beesten was uitgekeken en Adelheid in de jaren erna de zorg liet over de honden die, als het aan haar had gelegen, meteen na hun geboorte in een plastic zak de plomp in waren gegaan. Voor haar echtgenoot en zoon heeft ze haar hondenhaat al die jaren verborgen weten te houden. Maar in de gesprekken met haar vriendinnen maakte ze er geen geheim van dat de aanschaf van de terriërs haar leven ingrijpend had beïnvloed. ‘Zonder die beesten, had ik alle tijd gehad om mijn dromen waar te maken,’ zei ze op een door een van haar vriendinnen belegde lingerieavond, een paar weken voor haar man zijn droom om nog eens met de motor naar de Noordkaap te rijden waarmaakte. Hij verongelukte op de terugweg bij Amersfoort, in het zicht van de haven, na een aanrijding met een landbouwtrekker die heel niet op de A1 had mogen rijden. De verzekeraar keerde zonder aarzeling de overlijdensongevallenpolis uit, haar zoon besteedde zijn deel van het geld aan een reis naar Alaska, waar hij – o ironie – een vaste baan kreeg als dierverzorger in een husky-kennel. De Yorkshire terriers maken het naar omstandigheden goed. Ze heeft het opgezocht. Als er geen gekke dingen gebeuren, kunnen ze twaalf tot zeventien jaar oud worden. Ze overweegt heus wel eens om Snoopy en Pluto achter te laten in het bos. Maar nooit lang. Die vier tot negen jaar die haar nog scheiden van het verwezenlijken van haar jeugddroom kunnen er ook nog wel bij.

Erik Nieuwenhuis