Zola en Katrina

Zola Jackson is een zwarte, gepensioneerde weduwe die veel van haar zoon verwachtte. Hij moest alle kansen krijgen die zij niet had gekregen. Ze was streng, soms op het wrede af maar ze wilde voorkomen dat hij een gemakzuchtige jongeman zou worden. En het lukt haar. Hij blijkt slim, gaat studeren en promoveert ook nog. Maar dan wordt hij ziek en gaat hij dood. Ze blijft achter met haar hond en is haar levensvervulling kwijt.

Als orkaan Katrina de kust van Louisiana nadert en iedereen opgeroepen wordt te vluchten, besluit Zola om samen met haar hond in haar huis in New Orleans te blijven. Bij eerdere zware stormen is ze ook in haar huis gebleven en dat ging altijd net goed. Het water kwam wel in de keuken, maar het huis bleef staan. Historisch natuurgeweld doet het altijd goed in literatuur; het drama kan met één woord worden opgeroepen en het onderstreept bovendien het realisme van het verhaal. In Zola Jackson is het historische natuurgeweld een katalysator voor de echte, meer verborgen ellende. Gilles Leroy maakt met deze roman (eerder verscheen Alabama song over Zelda en Scott Fitzgerald) duidelijk dat het hem niet om een spannend verhaaltje gaat.

De storm komt en de regen komt en dan het water. Heel veel water. Nu is de storm niet het grootste probleem. De dijken breken door waardoor het water zes meter hoog komt te staan. Maar Zola blijft thuis, want: ‘wie hier geboren is, zal hier ook sterven’. Ze verzamelt voedsel voor haar hond en voor zichzelf voornamelijk blikjes bier. Dan gaat ze naar boven, naar haar slaapkamer waar ze in slaap valt. Als ze wakker worden staat het water tot boven de trap en drijven de lijken langs haar raam. Ze gaan naar de zolder. De hond is doodsbang. Er is geen schoon water meer. Het lukt haar om een gat in het dak te maken. Buiten ziet ze mensen aan bomen hangen die een moment later wegspoelen.

Bij grote rampen wil je weten wat die ramp voor één iemand betekent. Dan blijken er al snel talloze verhalen onder één ramp te schuilen. Zola Jackson is één zo’n verhaal, maar het is ook het verhaal van een tijdperk. De roman laat de minachting van reddingswerkers, politici en media voor de zwarte bevolking zien. Helikopters vliegen over, maken dramatische beelden maar vliegen door: ‘morgen komen we terug’. Reddingswerkers komen niet of veel te laat. Een filmster komt nog langs in zijn superboot. Hij wil haar helpen maar ze ziet in hem vooral een angstaanjagende man die goede sier wil maken door zich als een echte man te gedragen.

Ze had een intelligente zoon, maar die is een onderdeel geworden van de door haar zo gehate blanke middenklasse. Altijd is ze bang geweest dat haar zoon een slachtoffer zou worden. Hij was een halfbloed en zijn lichtere kleur en het feit dat hij homoseksueel is ziet ze als haar fout. Als hij voor de zoveelste keer in elkaar wordt geslagen voelt ze zich schuldig. Maar nu is ze zelf een slachtoffer en ze vindt dat ze niets beters verdiend heeft. Ze besluit om niet meer geholpen te willen worden, vooral niet door diegenen die haar altijd geminacht hebben. Het is een onheilspellend verhaal, dat gek genoeg door de beeldrijke taal toch ook troostrijk is.

Rieuwert Krol

Gilles Leroy – Zola Jackson. Cossee, Amsterdam, 156 blz. € 18,90.