Gewone gevoelens

Hoeveel regen is het verhaal van een achtjarige naamloze jongen die ergens in zijn leven het niet heel vreemde idee heeft gekregen dat zijn ouders hem niet goed genoeg vinden. Op school vertelt hij dat hij een pleegkind is. Hij gooit de kat van de trap om hem te leren vliegen, stopt hem in de wasmachine en onder de hete douche. Hij haat de pleegkinderen die zijn ouders in huis nemen. Hij voelt zich afgewezen, en moet iets doen om de sympathie van zijn ouders te winnen. Hij laat zijn eigen hand verbranden in de openhaard. Als een jongen van acht het gevoel heeft dat er niet van hem gehouden wordt kunnen er gekke dingen gebeuren.

Als hij boos of eenzaam is verstopt hij zich in zijn leeuwenhol (slaapzak) en maalt hij over iedereen die op dat moment doodgaat op de wereld en wordt intens droevig. En dat allemaal omdat zijn ouders Robert in huis haalden. Vóór Robert waren er talloze anderen pleegkinderen maar die bleven niet zo lang en maakten een minder grote indruk op hem. Hij hoort hoe zijn ouders met Robert over hem praten. Robert is saai, somber en bijna dertien. Als je dertien ben mag je voorin de auto zonder een verbanddoos onder je op de stoel (één van de weinige voorrechten die hij had, maar nu kwijt is). Robert wordt zijn vijand. De gedachten aan de dood worden sterker als zijn moeder een hersenvliesontsteking krijgt. Robert is ook nerveus, verdrietig en onwennig, maar die ‘heeft gewone gevoelens’. Op de dag dat moeder eindelijk thuis komt gaat het echt fout.

Hij gaat uiteindelijk na veel verschillende scholen in Canada in een gevangenis werken. Zeven jaar later komt hij terug want aan je verleden kan je niet ontkomen. Vader is ondertussen dood want die heeft zich na het incident met Robert opgesloten en volgegeten. Maar nu heeft mama een hersentumor. Hij helpt haar hoewel ze eigenlijk al te ver heen is. Ze vergeet veel en kan moeilijk uit haar woorden komen. Het huis is smerig: in de eetkamer komt niemand meer, er ligt een laag stof op de eettafel. Hij blijft, maar de boosheid is er nog steeds en die heeft hij nu ook omgezet in meer volwassen wreedheid. Ook de eenzaamheid is toegenomen:

Deze eenzaamheid binnen in mij gaat niet alleen maar over alleen-zijn. Het gaat om waarmee ik alleen ben als ik alleen ben. En ik weet niet hoe ik alleen moet zijn met al de dingen waarmee ik alleen ben.

Moeder zag het als haar voorrecht om voor de pleegkinderen een goed gezin te zijn. De vader blijft wat een schimmige, ironische man op de achtergrond. Wat ze alle twee niet inzien is wat die pleegkinderen met hun achtjarige zoon doen. Knap wordt beschreven hoe de jongen meer en meer wordt overheerst door woede en eenzaamheid. Prachtig is de scène waarin hij de deuren in de auto op slot doet terwijl zijn moeder hem probeert te overtuigen ze open te doen. De taal en belevingswereld van een achtjarige zijn bijzonder goed getroffen. Tot in detail wordt de jongen in zijn isolement geportretteerd. Het onnavolgbare magische denken (een taart die nog in de oven moet, vervloeken door met zijn vingers te wiebelen) is prachtig en consequent doorgevoerd. De vertaler heeft knap werk verricht. Het is een beklemmend verhaal en als debuut is het zeker bijzonder.

Rieuwert Krol

Jon Bauer – Hoeveel regen. Vertaald door Rob van Erkelens. Podium, Amsterdam. 330 blz. € 19,50.