Poetry International 2012 loopt weer ten einde. De dichters en medewerkers beginnen tekenen van vermoeidheid te vertonen; ze hebben wallen onder hun ogen en een glazige blik. De avonden na het programma hakken er ook in. De groep rokers buiten wordt steeds groter.

Vrijdag en zaterdag zijn het programma voller dan ooit. Dichterslezingen, workshops, debatten, een hoorspel en dichters die met elkaar in gesprek gaan. Zoals Inuo Taguchi, Japans dichter, en Karen Solie, Canadees dichter, die spreken over humor en ironie in hun werk. Een Japanse vertaler leidt het gesprek. Hij vraagt de dichters of ze hun gedichten zelf grappig vinden. Als ik al hoopte een antwoord te vinden op grote vragen als; ‘waarom is iets grappig?’ of: ‘waarom vinden Japanners sommige haiku’s hilarisch?’ dan word ik teleurgesteld; het mysterie blijft in stand. Humor blijkt ongevraagd gedichten in te sluipen. Zowel Solie als Taguchi schrijven regelmatig een serieus gedicht waar mensen hard om moeten lachen. Het heeft iets tragisch; de onbegrepen dichter. Maar Solie en Taguchi zien de humor ervan in, gelukkig.

Karen Solie: “WAGER” from Poetry International on Vimeo.

In de Kleine Zaal zijn masterclasses ‘Poëzie lezen’ en ‘Poëzie schrijven’. Bij de eerste zit de halve zaal vol, op de tweede komen ongeveer veertig mensen af. Het is mooi om te zien dat deze bezoekers nog wel wat willen leren over het lezen van poëzie. Uiteindelijk lukt het Robert Dorsman wel om zijn enthousiasme over te brengen over een gedicht van Antjie Krog, maar pas als hij een vraag beantwoord over zijn vertaling hiervan krijgen we echt goed inzicht in zijn manier van lezen. Het is een uitspraak die deze week vaak voorbij komt; poëzie vertalen is vooral heel zorgvuldig lezen.

Bij de special ‘Het Juiste Woord’, een avond waarop drie vertalers aan het woord komen over één gedicht, gaan we nog iets dieper in op deze materie. Het is mooi om met de vertalers mee te kijken. Vooral vertalersduo Bindervoet en Henkes steelt de show, als een soort stand up-duo, in een schokkend Nederlands klinkend Engels. Alsof je naar een levende versie van Propria Cures zit te kijken. Langzaam begin ik het gevoel te krijgen dat dit echt expres moet zijn, en wordt de idiotie aanstekelijk. De intelligente observaties die ze tussen neus en lippen maken, vallen helaas wel een beetje weg in alle meligheid. Zoals dichter L.K Holt hen afkondigt: ‘you’ve got quite a routine there.’ Waarop ze het gedicht in kwestie voordraagt. Ivo Smits en Arie Pos geven ons meer inzicht in hun vertaalproces, als omlijsting van deze comic relief. Op die manier is het toch een mooi evenwichtig programma.

Bas Kwakman sluit het programma af; op serieuze toon. Het publiek, een halve Grote Zaal, wordt in de foyer opgewacht met prosecco. Maar de zaal heeft de ingetogen sfeer mee naar buiten genomen; er wordt gepraat en gedronken, maar mensen vertrekken al snel.

Het feest op de dansvloer, waar bezoekers zich de laatste jaren al de hele week op verheugden, begint nu pas als reguliere bezoekers vertrokken zijn. Dan gaan alle medewerkers, vrijwilligers en dichters los. Mensen doen hun best om alle consumptiebonnen op te maken. Een paar verdwaalde aanhangsels, zoals ik, worden opgenomen in de familie en feesten mee. Het is de sfeer zoals ik die van de Poetry-slotavond ken, maar dan zonder de ‘echte’ bezoekers. Dat is jammer. Of ligt het eraan dat ik nu, na mijn intensiefste Poetry-week ooit, alle gezichten ken? Ik vind het moeilijk in te schatten. Maar, hoe dan ook: het bruist wel, Poetry.

Christine Bosch