De Lewenborg-tapes

Ik was drieëntwintig en heel de zomer regende het. De natte tent waar ik twee weken in had geslapen hing in mijn kamer te drogen. Maar het was al te laat: nat ingepakt achter een benzinestation langs de Autobahn en niet de moeite genomen hem bij thuiskomst uit te pakken. Op het doek van de binnentent stond een laag schimmel die de concurrentie met een vrachtwagen vol camembert moeiteloos aankon. Wat erger was: hij rook er ook naar. De telefoon was wegens wanbetaling afgesloten, mijn huisgenoot R. was vertrokken naar Marokko en het meisje met wie ik had willen trouwen zocht tussen de ganzenhoeders op een eiland het plezier dat ze bij mij had gemist.

        Nederland werd Europees kampioen en de VPRO zond dagen achtereen films met Humphrey Bogart uit, maar ik bleef ontroostbaar. Ik verdiende als proefkonijn 1500 gulden met het slikken van hartpillen, maar raakte het volle bedrag zonder enig resultaat kwijt aan een rijinstructeur die nooit aan de vrouw was gekomen en zijn frustraties daarover uitleefde op zijn cursisten. Soms fietste ik ’s nachts naar de stad, tien kilometer verderop, om te kijken hoe leeftijdgenoten dansten op Teardrops van Womack and Womack en Gimme hope Jo’anna van Eddy Grant. Daarna at ik een kroket en fietste weer terug, zonder iemand te hebben gesproken, zonder iets te begrijpen van het gemak waarmee mijn leeftijdgenoten zich door het leven bewogen. Thuis drukte ik soms op mijn eigen bel, gewoon om te horen hoe dat klonk. Een jeugdvriend die klaarblijkelijk wel wist hoe mijn vlag erbij hing, stuurde me een cassettebandje: Berlin van Lou Reed. Het werd de soundtrack van mijn verloren studentenjaren, het rampjaar 1988 in het bijzonder. Ik kan ‘Berlin’ (het openingsnummer), ‘Caroline says II’ en ‘The Bed’ vrij onverdienstelijk op gitaar spelen en sinds de live uitvoering in de Heineken Music Hall, een paar jaar geleden, weet ik dat ik de teksten en melodieën beter beheers dan Lou zelf. Berlin c’est moi. De ooit veelbelovende dirigent Andrew W., heeft het een keer gewaagd Sad Song in mijn bijzijn mee te blaten, alsof het een stuk voor viool, fluit en dertig schapen was. Het is mogelijk dat iemand anders daarom kan lachen. Ik heb Berlin inmiddels ook op vinyl, cd en in mp3-formaat, maar dit bandje bewaar ik. Zoals iemand die een scheepsramp heeft overleefd het reddingsvest bewaart dat hem drijvend hield tot de kustwacht kwam opdagen.

Erik Nieuwenhuis