Braaf boek over de wilde jaren zeventig.

Mocht u Marieke van der Pol al kennen, dan is het waarschijnlijk van het boek Bruidsvlucht (2007) en de verfilming van dat boek met rollen voor Waldemar Torenstra, Anna Drijver en Karina Smulders. Ook in haar tweede roman, Voetlicht, volgen we de levensloop van een jonge vrouw en haar (ik citeer hier de achterflap) ‘hardnekkige pogingen’ om ‘vorm te geven aan haar leven’. Het boek laat zich dus karakteriseren als een bildungsroman. Maar – en nu steekt mijn feministische inborst de kop op – waarom moet de coming of age van een vrouw altijd langs de leidraad der aanwezigheid van een cruciale, meer begaafde en wereldwijze man geschieden? Zonder stok geen stokbonen, zonder gebildete man geen gevormde vrouw, dat idee.

Locus is het Amsterdam van de jaren zeventig. De oppervlakkige bakvis Vero zit geheel tegen haar zin op een brave meisjesschool; ze wil zich ontworstelen aan haar kleinburgerlijke milieu. Haar eerste claim to fame is als model, omdat ze zo goed ‘jong, spontaan en natuurlijk’ kan doen. Dat verveelt echter al snel, want Vero wil meer. Ze beseft ineens dat haar een ‘kunstzinnig’ leven voor ogen stond. Maar wat kan ze? Niet veel, dus dan maar naar de toneelschool. Als er bij de selectiecursus een woest uitziende, ongepolijste adonis verschijnt (Brak), wordt Vero’s wens actrice te worden aangewakkerd. Tot zover de aanloop naar de rest van dit begeesterde bildungsverhaal.

Ze wordt aangenomen en treft de toneelschool, geveld door de nasleep van Aktie Tomaat, in deplorabele staat aan. Er wordt nauwelijks lesgegeven, de leerlingen moeten zich tot ‘creatieve, autonome kunstenaars’ ontwikkelen die weigeren zich te onderwerpen aan de hiërarchische structuur van het repertoiretoneel en daartoe dienen op democratische wijze voorstellingen te worden gemaakt. Afijn het loopt uit op een compleet debacle gelardeerd met GTST-achtige conflicten en vetes. Intussen is Vero nog verliefd op Brak, die een enorme artistiekeling is met een drankprobleem en ook nog eens in de vrije liefde gelooft, hetgeen het aspirant-actricetje de nodige hoofdbrekers bezorgd. Ze zit nu wel in het zo gewenste ‘kunstzinnige’ milieu, dat scheelt. Als ze verliefd wordt op een Joodse jongen (Alon) en bij hem in Israël gaat wonen, blijkt ineens dat er buiten de artistieke clichés ook nog andere werelden bestaan, werelden waar engagement wel iets betekent.

Het eindigt – ik zal niet te veel verklappen – met een imaginaire terugkeer in het onveranderd kleinburgerlijke ouderlijk nest. Twee ontwikkelde mannen, die haar nieuwe inzichten over het leven bijbrachten maar die geen van beide de permanente verbintenis aandurfden. Is dat de blauwdruk van de vrouwelijke vormingsverhaal? Hetzelfde stramien (zij het ietwat gevarieerder en in zevenvoud) irriteerde mij ook al in Palmens De Wetten. Hoewel goed leesbaar en vlijtig geschreven is de psychologische ontwikkeling in Voetlicht summier te noemen. Qua opbouw is het boek braaf, met hier en daar een vernuftig ingelaste lege plek. Maar Vero blijft een meisje dat te graag ergens bij wil horen maar dat nooit echt doet, een speelbal gestrikt in de flipperkast van bigotterie en verlangen, iemand die niets origineels te melden heeft over toneel of kunst in het algemeen.

Meriel Benjamins

Marieke van der Pol – Voetlicht, De Arbeiderspers, Utrecht, 349 blz. € 19,95.