Een fascinerend zelfportret

Als Hans Sleutelaar en Piet Calis in 1962 Willem Frederik Hermans interviewen, vragen ze hem naar het autobiografische element in De donkere kamer van Damocles (later met een k geschreven). Hermans antwoordt:

Ik zou liever willen zeggen, dat de fantasie in sommige van mijn romans en verhalen sterk is geïnspireerd op wat mij is overkomen of had kunnen overkomen. Het autobiografische element in De donkere kamer is zeer gering, eigenlijk nihil.

In Dorbeck, waar ben je?, de zoveelste tussenrapportage van de grote Willem Frederik Hermans-biografie die voor volgend jaar gepland staat, komt biograaf Willem Otterspeer tot een totaal andere conclusie.

Het was altijd van tweeën één bij Hermans. Maar meer nog was het van tweeën allebei. Het was alles wat hij in zich had, zijn verlegenheid en zijn woede, zijn tederheid en zijn wreedheid, de hele dubbele bodem van de menselijke ziel, de kwetsbare meneer en het wilde jungledier. Demon en heros. Duivel en held. Ein Tier oder ein Gott. Ange et bête, Dieu et Satan. Absoluut en Alles, slachtoffer en dader. Osewoudt en Dorbeck. Derde persoon dichtbij. Willem Frederik Hermans.

Met deze slotalinea geeft Otterspeer aan dat Hermans met zijn beroemdste roman naast een spannende roman en een intrigerend literair spel ook een fascinerend zelfportret heeft geschreven.

‘Een biografisch essay’ wordt Dorbeck, waar ben je? genoemd, maar dat is een klein beetje misleidend, want het boekje is veel meer dan dat. Otterspeer beschrijft de ontstaansgeschiedenis van het boek, de literaire wereld van die tijd, de ontvangstgeschiedenis, de parallellen met de werkelijkheid, de structuur en de stijl, het dubbelgangersmotief, de verfilming en de vertalingen, kortom je komt in 140 bladzijden alles te weten over De donkere kamer van Damokles en daarbij zit óók een biografische, psychologische interpretatie door Otterspeer.

Ik verbeeldde me dat ik al redelijk veel wist over de schrijver en de roman, maar de brieven waaruit Otterspeer citeert, werpen af en toe een nieuwe blik op de roman. Zo vond Hermans zijn boek voor een deel mislukt, juist omdat hij zoveel vragen oproept over Osewoudt en zijn betrouwbaarheid in de oorlog. In een brief aan Saskia de Vries schrijft hij in 1984:

De lezer kan beter weten – maar komt toch in grote verwarring. Door al die moeilijkheden van de lezers ben ik tot de mening gaan overhellen dat de roman eigenlijk niet deugt, dat hij niet duidelijk genoeg uitdrukt wat mij voor ogen heeft gestaan.

Het is een beetje wrang dat ‘Nederland Leest’ juist die discussie over de betrouwbaarheid van Osewoudt centraal heeft gezet in de campagne, terwijl de keuze voor de roman juist zeer te prijzen is. Otterspeer vraagt zich in zijn inleiding af of zijn boekje misschien niet ’te geleerd’ is, maar stelt daar de toegankelijke en vrolijke inleiding van Claudia de Breij tegenover in de Nederland Leest-editie. ‘Twee beschouwingen, de ene het spiegelbeeld van het andere. Mooier kan het niet.’ Aangezien die inleiding van De Breij bar slecht is, lijkt de opmerking van Otterspeer een zelffelicitatie. Dat is niet nodig, want Dorbeck, waar ben je? is een uitstekende inleiding op de roman, een must voor elke schoolbibliotheek en voor elke Hermans-liefhebber en door dit kleine boekje verlang je des te meer naar de uiteindelijke biografie.

Coen Peppelenbos

Willem Otterspeer – Dorbeck, waar ben je? De Bezige Bij, Amsterdam, 144 blz. €10,-