Clichés en veelbetekenende puntjes

Wie gratis boekjes in zijn bezit wil hebben, kan terecht bij de CPNB. In het voorjaar krijgt hij het Boekenweekgeschenk van deze organisatie, in het najaar het Kinderboekenweekgeschenk en in de junimaand het geschenk dat uitgegeven wordt ter gelegenheid van de Maand van het Spannende Boek. Bij de eerste twee geschenken kiest men altijd goede schrijvers, bij het laatste geschenk een goed verkopende schrijver. Zo zagen we al eerder Saskia Noort een niemendalletje afscheiden. Dit jaar is het de beurt aan Esther Verhoef, een van de schrijfsters die het woord ‘literaire’ voor ‘thriller’ laat zetten op het omslag.

Het negentig bladzijden tellende boekje gaat over Daphne die met haar psycholoog een weekendje naar Parijs gaat als afsluiting van de therapie. Dat kan niet goed gaan. De therapeut is vooral geïnteresseerd in een verkrachting tijdens haar jeugd. Zij is vooral geïnteresseerd in de therapeut, Etienne Segers, liefhebber van mountainbiken en tai chi. Die hobby’s doen er niet zo toe, maar Verhoef meldt ze als karaktertekening. Het romantische weekendje wordt een beetje verstoord door een agressieve man, de vriend van een ex-patiënte. Dat zijn de ingrediënten voor deze ‘literaire thriller’.

Wat is er nu zo literair aan? het verhaal geeft weinig aanleiding tot de extra toevoeging ‘literaire’. De structuur is ook niet lastig te doorgronden. Na een korte inleiding waarin we al veel bloed tegenkomen en een radeloze vrouw in een hotelkamer gaan we terug in de tijd (twee dagen) en volgen we het verhaal chronologisch tot we bij die bloederige scène zijn aanbeland. Misschien zit het literaire in de stijl: de zinsconstructies en de woordkeuze. Ik zal me er niet met een jantje-van-leiden afmaken en om de vijf pagina’s een zin van de bladzijde plukken en die onderzoeken op het literaire gehalte.

‘Ik klauw in het tapijt, grijp in de vezels, wanhopig, alsof alleen het contact met de vloer me kan weerhouden om terug te schuiven in de diepe, donkere, waanzinnige duisternis waaruit ik net ben ontsnapt.’ (blz. 5)

Les 1 van de cursus creatief schrijven: ‘Show, don’t tell.’ Die les heeft Verhoef overgeslagen. Hier heb je een vrouw die in een tapijt aan het klauwen is en wij als lezer zouden nog kunnen denken: wat is ze leuk aan het spelen. Verhoef preciseert het nog: er wordt in de vezels gegrepen. Misschien zijn er dan nog een paar lezers over die denken: wat leuk, vezeltje grijpen, dat deed ik vroeger ook, maar die komen van een koude kermis thuis, want Verhoef vervolgt met ‘wanhopig’. Let ook nog even op de waanzinnige duisternis (het was zo waanzinnig duister), duisternis die ook nog donker is.

‘Toch is het slechts een deel van het plaatje.’ (blz. 10)

Deze zin is niet ironisch bedoeld. Modieus taalgebruik. Er is dus ook een ander deel van het plaatje.

‘Ik visualiseer mezelf in die kuip, samen met Etienne, onze lichamen nat en glanzend in het lamplicht, champagne binnen handbereik.’ (blz. 15)

Daphne is opeens aan het visualiseren. Ze heeft zich net staan opmaken in de badkamer en dan ziet zij de jacuzzi die in de volgende zin al een gewone ‘kuip’ wordt. Die romantische visualisatie is vast bedoeld om de lezer het gevoel te geven dat het waarschijnlijk niet zo zal lopen. Je kunt van alles visualiseren, maar realiseren is een tweede. Leuk detail: als je in de jacuzzi zit, dan wordt je lichaam nat. Verhoef zet het er maar vast bij om haar lezers te gerieven. Die zouden anders kunnen denken: gaan ze zomaar in de droge jacuzzi zitten, wij zouden eerst de kranen opendraaien.

‘Ik probeerde contact te krijgen met Etienne, maar het is alsof hij een muur om zich heeft opgetrokken. Zijn blik is op de muur achter me gericht en zijn ogen flitsen onrustig heen en weer, alsof hij een uitweg zoekt.’ (blz. 20)

Twee zinnen maar liefst. We slaan de clichés even over en bekijken de bouwconstructie. Kan iemand die net een muur om zich heeft opgetrokken, kijken naar een muur achter jou?

‘Er is geen touw vast te knopen aan het gesprek dat hij voert met de hotelreceptie.’ (blz. 25)

Als we het cliché even overslaan: Etienne praat hier Frans.

‘Ik geloof dat ik huil, maar geluidloos. Ik klauw om me heen, op zoek naar iets, naar houvast.’ (blz. 30)

We slaan de clichématige eerste zin maar even over. We zitten midden in een traumatische jeugdervaring. Ook de jonge Daphne is al aan het klauwen. Ze is op zoek naar iets. Had ze toen maar een tapijt met vezels gehad.

‘Ik haal mijn neus op en veeg mijn tranen rillerig weg met de rug van mijn hand.’ (blz. 35)

Wees niet bang, we zijn een paar huilbuien verder. Bij dit soort zinnen stel ik me altijd de filmversie voor: hoe Kim van Kooten haar snot opsnokt en dan rillerig aan het vegen gaat.

‘Ik wend mijn gezicht af.’ Een halve pagina verder: ‘Etienne heeft zijn gezicht afgewend en ik heb geen idee wat ik moet zeggen of doen.’ (blz. 40)

Ik zou zeggen: wend je gezicht dan ook maar weer af.

‘Ik wil hier op bed gaan liggen, elkaar kaas en druiven en walnoten voeren…en ik wil nog veel meer.’ (blz. 45)

Karbonades, taartjes, schorseneren? Of bedoelt Verhoef wat anders (wink wink)? Verhoef heeft in deze zin last van de drie veelbetekenende puntjes. Vooral amateurschrijvers hebben er last van… Die denken dat een tekst spannender wordt…als je er maar puntjes…in zet. Maar wij weten wel beter…

‘Ik zal het vertrouwen dat je in me stelt, nooit beschamen, Etienne. Echt niet. Nooit.’ (blz. 50)

Ook de les dialogen schrijven heeft Verhoef overgeslagen. Ik ken die Daphne: die zou zo’n zin nooit uitspreken. Dat ‘Echt niet. Nooit.’ dat is haar taal.

‘Vind je het niet…belastend? dat juist jij degene bent die…’ (blz. 55)

Daar heb je de puntjes weer.

‘Ik zou het vreselijk vinden als zou blijken dat ik het misschien…’ (blz. 60)

Daar heb je de puntjes weer.

‘Ik voel zijn opwinding groeien tegen mijn onderbuik.’ (blz. 65)

In de volgende zin kiepert ze hem alweer uit het bed, maar dit is toch een mooie, erotische en plastische zin. Wat er groeit en ons altijd weer boeit. Wat voel ik nu aan mijn onderbuik groeien? Getverdemme: zijn opwinding!

‘Onbelangrijk…’ (blz. 70)

Daar heb je de puntjes weer.

‘Het zal me weinig inspanning kosten om straks in de auto in slaap te vallen. Want praten met Etienne is een gepasseerd station.’ (blz. 75)

Mooie combinatie van zinnen dankzij dat modieuze gepasseerde station en die autorit. Praten in de auto is een gepasseerd station.

‘Ik hoor schreeuwen, diep vanbinnen, dat overgaat in waanzinnig krijsen, tot de angst lijkt te exploderen en zich in miljoenen deeltjes razendsnel door mijn hele lichaam verspreidt.’ (blz. 80)

Al eerder schreef ik dat ze die eerste les van creatief schrijven heeft overgeslagen. Toch zou ik ook hier graag de filmversie zien met die exploderende angst in het lichaam. Misschien ziet dat eruit als Popeye die net een blik spinazie naar binnen heeft gewerkt.

‘Is dit wat ik denk? Heeft hij je…?’ (blz. 85)

Daar heb je de puntjes weer.

‘De blik die ik een onthutste Etienne toezend, is ijskoud.’ (blz. 90)

En hoppa, weer een cliché.
Tijd om een dikke zwarte viltstift te pakken en het woord ‘literaire’ door te strepen op de flap.

Coen Peppelenbos

Esther Verhoef – Erken mij. CPNB, 91 blz. gratis geschenk in de Maand van het Spannende Boek bij aankoop van boeken voor minimaal € 12,50.

Eerder verschenen op Literair Nederland, 11 juni 2009.