Een draak

Het verhaal, is snel verteld. Simon Minderhout groeit op in een redelijk welgesteld gezin uit Groningen. Hij is een nakomertje. Zijn jeugd brengt hij door op het Drentse platteland. Na zijn studie in Leiden wordt hij apotheker in Maassluis, een gemeenschap die een ongelovige nieuweling niet graag opneemt in haar midden. Zo wordt Simon tijdens de oorlog ook overal buitengehouden, alhoewel hij misschien wel verzet had willen plegen. Alleen één koerierstertje durft bij hem langs te gaan en daarop wordt Simon dan ook prompt verliefd. Ver na de oorlog, hij is inmiddels bejaard, wordt Simon opeens via de media beschuldigd van verraad. Alles wat hij gedaan heeft in zijn leven wordt op een negatieve manier uitgelegd. Hij moet onderduiken.

Op zichzelf kan dit een aardige synopsis vormen voor een spannende roman. Maarten ’t Hart weet door er echter een stilistische draak van te maken. Neem nou de openingsdialoog en leest die hardop voor. Pa en moe Minderhout liggen in bed.

‘Ik ben weer zo misselijk.’
‘Wat let je om je gezicht bij de nieuwe dokter te laten zien?’
‘Het is nog zo’n onderdeurtje. Als onze oude dokter er nog was zou ik…’
‘Ja, maar die is nou eenmaal niet pensioen, ga toch bij dat jonkie langs, ze roepen over hem.’
‘Kan wel zijn, maar ik … misschien moet ik me wel voor hem uitkleden.’

Alles is fout aan deze dialoog: de woordkeus en vooral de hoeveelheid overbodige woorden.

En dat gaat zo de ene na de andere harkerige dialoog door tot het einde. Af en toe zeggen de mensen ook nog ‘man’ of ‘meid’ tegen elkaar. Maar het ergste is nog de clichématige manier waarop de Turkse huishoudster van Minderhout spreekt: ‘Spin moet weg, spin is vies.’ Daarnaast wordt nog even opgemerkt dat mevrouw Yemnik spreekt over ‘de vele lichamelijke ongemakken van de werkeloze meneer Yemnik’.

’t Hart heeft veel research gedaan voor deze roman, want als iemand in Groningen, Drenthe, Maassluis of Schiedam rondloopt krijgen we precies te horen welke straat ingeslagen wordt en hoe je rechtsaf bij dit komt en linksaf bij dat. Ook wordt tijdens een telefoongesprek tussen Simon en zijn vader wanneer de naam Abraham Kuyper ter sprake komt, helemaal uitgelegd wie dat is en voorgekauwd hoe de lezer moet denken.

De nakomer staat bol van de overbodigheden, het verhaal is onwaarschijnlijk, de dialogen zijn houterig en clichématig en de hoofdpersonen zijn bordkartonnen poppen met de oppervlakkige emoties van een GTST-acteur. Het boek zal ongetwijfeld weer 15 drukken halen en de weg naar het hart van de lezer weten te vinden. Teiltje.

Coen Peppelenbos

Maarten ’t Hart – De nakomer. De Arbeiderspers. Amsterdam.

Verscheen eerder in de NHL-krant, 18 september 1996.