Een boeman als vader

Adriaan van Dis viel met zijn debuut Nathan Sid direct op. Korte kleine stukjes, afgewisseld met tekeningen en versjes, zorgden voor een mooi beeld van een uit Indië teruggekeerde familie. Wat onmiddellijk opviel was zijn gave om moeilijke onderwerpen met een lichte toets te beschrijven. Dat elegante proza was ook weer te lezen in de roman Zilver. Van Dis was een verteller en hij vertelde over zijn eigen leven. Nadat hij opgehouden was met het presenteren van zijn boekenprogramma heeft Van Dis zich gestort op het schrijven. Het 314 pagina’s dikke Indische duinen is zijn laatste en meteen ook dikste boek. Het is een mooi boek om te lezen, maar tegelijkertijd denk je dat het nog beter had kunnen zijn.

De leeservaring die ik had is misschien te vergelijken met het eten van een heerlijk gerecht waarbij je na enkele happen merkt dat het opgebakken voedsel betreft. Het begin van Indische duinen is mooi. De aankomst van de moeder van de ik-figuur wordt beschreven. Zij is met haar dochters en haar nieuwe man na ontberingen in Jappenkampen op weg naar Nederland. Als lezer herken je al veel. Dit zal dezelfde moeder zijn, die vriend zal dezelfde vader worden die je al kent uit Nathan Sid. Het autobiografische karakter van het boek gaat dan overheersen. De personages zijn geen romanpersonages; het is de familie van Dis. Op het moment dat je dat door hebt, wordt de rest van het boek minder interessant.

In veel flashbacks wordt door de ik-figuur teruggekeken op zijn jeugd. Die jeugd heeft voor iedereen littekens nagelaten. De zusters hebben allen hun eigen kampervaringen. De moeder heeft haar echtgenoot verloren en kan niet met de nieuwe man in haar leven (en de vader van de ik-figuur) trouwen, omdat zijn ex-echtgenote niet toestemt in een scheiding. Ingrediënten die we al kennen uit het debuut van Van Dis, maar die hier verder worden uitgekookt en nader beschreven. In die beschrijvingen is het boek goed; Van Dis weet op enkele momenten de sfeer uit die jeugd zo te treffen dat het je als lezer raakt. Daar herken ik Nathan Sid en Zilver.

Wat me tegenstaat in het boek is ook wat me tegenstaat in veel reisverhalen van Van Dis. Dat is het moment waarop hij niet deelnemer is aan het verhaal, maar beschouwer. Op die momenten wordt zijn werk journalistiek. De leidraad in deze roman is de zoektocht naar de vaderfiguur. De ik-figuur denkt voornamelijk negatief over zijn vader, maar toch voelt hij een band die hij niet kan benoemen. Om duidelijkheid te krijgen over zijn vader, die al vrij jong sterft, moet hij niet bij zijn moeder zijn. Pas via speurwerk, door naar de familie van zijn vader toe te stappen of oude kameraden uit Indië te ontmoeten, komt hij meer te weten over zijn vader. Langzamerhand ontstaat er dan een beeld van de vader, waardoor je begrijpt dat hij dingen deed zoals hij die deed. De pakken slaag die de ik-figuur krijgt, zijn beter te begrijpen als hij het harde leven van zijn vader kent. Dan is hij niet meer de boeman, maar een man die zijn zoon wilde harden tegen het leven.

Het is een gemiste kans om dit gegeven niet in verhaalvorm neer te zetten, maar als de oplossing van veel nijver onderzoek door een reporter die op zoek gaat naar zijn roots. Van Dis begint en eindigt met een stuk waarin het perspectief niet bij de ik-figuur ligt. Daar is een soort alwetende verteller aan het woord die prachtig kan beschrijven. Wat had ik die toon graag gezien in de rest van het boek. Maar als de ik-figuur zijn zoektocht beschrijft, dan is hij afstandelijk, iemand die als een camera waarneemt.

Waar Van Dis wel in geslaagd is, is in het weergeven van de ontberingen van mensen in de Jappenkampen. Pas de laatste jaren komt daar een stroom literatuur over los. Ik denk dat Van Dis een hekel heeft aan de therapieën die bestaan om de vastgekoekte emoties los te weken van mensen met een oorlogstrauma. In het boek wordt één van de zusters van de ik-figuur zeer negatief afgeschilderd, omdat zij bezig is met zo’n therapie en daarbij een hoeveelheid welzijnsjargon uitkraamt. Toch weet Van Dis duidelijk te maken waarom sommigen hun mond hielden, toen ze weer in Nederland aankwamen, en tussen de regels door, hoe schadelijk dat was voor henzelf en hun dierbaren.

Coen Peppelenbos

Adriaan van Dis – Indische duinen. Meulenhoff.

Verscheen eerder in de NHL-krant, 5 oktober 1994.